De Groep van Tien, het federaal topoverleg tussen werkgevers en werknemers bereikte woensdagavond een akkoord over onder meer de minimumrendementsgarantie voor de aanvullende pensioenen. Het bevat ook afspraken over andere dossiers, zoals het opnemen van het aanvullend pensioen voor de ingang van het wettelijk (vervroegd) pensioen, de verplichtingen inzake outplacement van werkgever en werknemer, de tijdelijke werkloosheid en de controle op deeltijdse werknemers/werklozen met een inkomensgarantie-uitkering. Elke sociale partner moest het akkoord aftoetsten met de eigen achterban.
Deze morgen keurde de Sociale Commissie van UNIZO het akkoord van de Groep van Tien op haar beurt goed. UNIZO krijgt hiermee een officieel mandaat. De ondernemersorganisatie is tevreden met de overeenkomst. “Het verschil tussen het rendement dat de werkgever de werknemers moest bieden en het rendement dat verzekeraars garandeerden, deed de loonkosten voor heel wat werkgevers opnieuw stijgen. Daardoor werd ook het systeem zelf steeds meer in vraag gesteld. Dit akkoord werkt die onzekerheid weg, en geeft werkgevers opnieuw vertrouwen in het systeem”, aldus UNIZO. Het bereikte akkoord tussen werkgevers en werknemers sterkt UNIZO in het vertrouwen dat er nu ook over andere hete hangijzers, zoals de opleidingsinspanningen, de werkbaarheid op onze arbeidsmarkt of de modernisering van het arbeidsrecht, toekomstgerichte doorbraken kunnen komen.
In 2014 liep het aantal gestorte premies voor het eerst terug met 4%. De kloof tussen de rendementsgarantie van verzekeraars en hetgeen werkgevers werknemers moeten garanderen, was zeer groot. De werkgever moest een rendement van 3,75% en 3,25% garanderen op de werknemers- en werkgeversbijdragen in een aanvullend pensioenplan, terwijl het gewaarborgd rendement dat de verzekeraars kunnen bieden op dit moment slechts rond de 1% is. Het verschil is voor de werkgever. Die moet het geld op tafel leggen als de werknemer op pensioen gaat of als de werknemer zijn opgebouwde reserves onmiddellijk overdraagt naar een nieuwe werkgever. Bij lange periodes van tewerkstelling kan dit bedrag oplopen tot tienduizenden euro. Deze financiële black box leidde bij werkgevers steeds meer tot een wantrouwen in aanvullende pensioenen.
Meer realistisch niveau
De onhaalbare rendementsgarantie voor de aanvullende pensioenen komt nu naar een meer realistisch niveau. De minimum rendementsgarantie wordt op 1 januari 2016 vastgesteld op 65% van het gemiddeld rendement van 10-jarige overheidsobligaties, berekend over een periode van 24 maanden. Dit percentage kan vanaf 2018 en 2020 stijgen naar 75% en 85%, na positief advies van de toezichthouder over de verzekerbaarheid van het resultaat van de formule. De Nationale Bank moet dus bevestigen dat de verzekeraars dit rendement inderdaad kunnen aanbieden, zonder in een financiële gevarenzone te komen. De werkgever zal dan een verzekeraar kunnen vinden die een gewaarborgd rendement biedt dat de minimum rendementsgarantie voor het aanvullend pensioenen dekt.