Het afgelopen jaar bracht nauwelijks verloop op de Belgische arbeidsmarkt: werknemers veranderden weinig van baan en ook werkgevers hielden hun vaste mensen aan boord. Waar wel beweging is, is in de tijdelijke contracten. In 2016 liepen heel wat meer tijdelijke contracten af dan voorbije jaren. Dat blijkt uit de jaarlijkse studie van HR-dienstverlener Securex naar het personeelsverloop in België.
In 2016 verstreek de einddatum van bijzonder veel tijdelijke contracten. 9% van alle werknemers verzeilde in deze situatie. Wat er precies gebeurt als een tijdelijk contract afloopt, is niet duidelijk op basis van het onderzoek. Krijgen werknemers een vast contract, opnieuw een tijdelijk contract of houdt de samenwerking helemaal op? Met andere woorden: moeten we de cijfers lezen als goed of slecht nieuws?
Directeur-generaal van het VBO Bart Buysse interpreteert ze hoopvol: “Als een tijdelijke werknemer lang genoeg in dienst kan blijven, volgt vaak een vast contract. Dat zien we ook heel duidelijk in de evolutie van de werkgelegenheidscijfers sinds de crisis: zodra de conjunctuur herneemt, groeit eerst de tijdelijke arbeid, vervolgens blijft de werkgelegenheid groeien en dan zie je dat tijdelijke contracten meer worden omgezet in vaste jobs. Overigens niet alleen in grotere deeltijdse jobs, maar vooral ook voltijdse. Het feit dat werkgevers vast aanwerven, duidt erop dat ze meer vertrouwen hebben in de toekomst. Bedrijfsleiders bieden immers enkel vaste contracten als ze geloven dat er voldoende continuïteit is. Eigenlijk is dat dus goed nieuws voor wie tijdelijk in dienst is: zo’n contract geeft wel degelijk kansen. Dus ja, een tijdelijk contract is vaak een opstap naar werk en een springplank naar vast werk.”
Vooral jonge werknemers beschikken over een contract van bepaalde duur: bijna 7 op de 10 tijdelijke contracten staan op naam van een werknemer jonger dan 35 jaar. Ongeveer de helft daarvan is jonger dan 25.
De stijging van het aantal contractbeëindigingen heeft vooral te maken met het feit dat er in de voorbij jaren ook meer tijdelijke contracten werden afgesloten. Vooral kleine ondernemingen (met minder dan 9 medewerkers) nemen mensen tijdelijk in dienst. Maar ook in grote bedrijven is tijdelijke arbeid populair: een vijfde van alle contracten van bepaalde duur verstreek in een bedrijf met meer dan tweehonderd werknemers. Brussel is koploper als het gaat over tijdelijke contracten (27% van de beëindigde contracten). 88% daarvan liep over minder dan één jaar.
Werkgevers en werknemers blijven elkaar trouw
Op het vlak van de arbeidscontracten van onbepaalde duur bleef het in 2016 opnieuw windstil. Uit de jaarlijkse studie van Securex blijkt dat er maar weinig onvrijwillig verloop was: slechts 4% van de werknemers met een vast contract moest zijn werkgever verlaten. Ook het vrijwillige verloop bleef binnen de perken: slechts 5% van de werknemers met een vast contract verliet zijn werkgever op eigen houtje. 2016 was met andere woorden andermaal een rustig jaar op de markt van de vaste contracten; werkgevers en werknemers bleven elkaar trouw.
Meer verandering op komst?
Maar de toekomst lijkt wel verandering te brengen van de kant van de werknemers. Gevraagd naar hun voornemens, geven meer werknemers aan dat ze plannen hebben om van job te veranderen. 11% wil op korte termijn elders aan de slag gaan, tegenover 9% in 2015. En dubbel zoveel (20%) werkkrachten hebben andere jobplannen op lange termijn. Dat is een stijging van 5% ten opzichte van vorig jaar.
We noteren vooral een uitschieter bij de 30-34 jarigen. Maar liefst 23% geeft aan dat ze van plan zijn op korte termijn van werkgever te veranderen, 26% op lange termijn. We zien het omgekeerde bij werknemers jonger dan 25: 44% zegt op lange termijn de switch te willen maken, 12% op korte termijn.
De verloopintentie bij hooggeschoolden ligt ook beduidend hoger dan die bij kortgeschoolden. 13,5% heeft andere jobplannen op korte termijn en 23,7% op lange termijn, tegenover 8,9% op korte termijn en 15,2% op lange termijn bij de kortgeschoolden.
Het hoogste percentage vinden we bij werknemers tussen 25 en 29 jaar. Van hen is 37% van mening dat de kans bestaat dat ze binnenkort hun job verliezen. In tegenstelling tot jongeren schatten oudere werknemers de kans op jobverlies kleiner in (20% van de werknemers tussen 50 en 54 jaar en 22% van de werknemers ouder dan 55 jaar).