NL | FR | LU
Peoplesphere

Meerderheid DC-plannen biedt zowel voor bedienden als arbeiders een onvoldoende rendement.

Wie na zijn pensionering zijn levensstandaard wil behouden, moet tegen dan best 85 keer zijn nettomaandloon bij elkaar sparen. Dat kan via het aanvullend pensioen via de werkgever, het pensioensparen en vooral het sparen zonder fiscaal voordeel. Dat becijferde HR-bedrijf Mercer al eerder. De vraag is nu: hoeveel brengt dat aanvullend pensioen via de werkgever en pensioensparen effectief op en hoeveel moet er nog met eigen middelen worden bekostigd?

Volgens cijfers van de FSMA van 2022 zijn 3,4 miljoen personen actief aangesloten bij een aanvullend pensioenplan aangeboden door hun werkgever. Hiervan heeft 80% een plan waarbij de bijdrage van de werkgever vooraf is vastgelegd. De vraag kan worden gesteld hoe genereus deze zogenaamde DC plannen zijn.

Mercer maakte de oefening en stelde op basis van 270 DC plannen in verschillende sectoren een ‘dummy arbeider’ en een ‘dummy bediende’ samen. Ze zijn 40 jaar en hebben een bruto salaris van €4.250 (de bediende) en €3.565 (de arbeider) (gemiddelde lonen voor 40-jarigen volgens de cijfers van Statbel). Beide dummy’s worden voor de volledige carrière aangesloten op ieder van de plannen, om zo te kunnen bepalen hoeveel netto maandsalarissen ieder DC plan opbrengt.

Aanvullend pensioen via de werkgever

Volgens dit onderzoek ​ voorziet de werkgever voor een mediaan DC plan (dus het doorsnee plan uit de studie) 32 maal het laatste maandloon voor een bediende en 29 maal het laatste maandloon voor een arbeider, op voorwaarde dat ze tot 67 jaar werken. Brengen we eveneens de persoonlijke premies in rekening, stijgt dat tot resp. 36 voor bedienden en 35 voor arbeiders.

Natuurlijk werkt niet iedereen tot 67 jaar. Bij een pensioenleeftijd van 64 jaar levert een mediaan DC plan 27 keer het laatste maandloon op voor een bediende, en 23 keer voor een arbeider, indien enkel naar de opbouw door patronale premies wordt gekeken. Brengen we eveneens de persoonlijke premies in rekening, stijgt dat tot resp. 32 voor bedienden en 28 voor arbeiders. 3 jaar vroeger stoppen heeft dus grote gevolgen voor het eindkapitaal. Ook de sector waar men werkzaam is speelt een belangrijke rol. De financiële sector biedt beste aanvullende plannen terwijl men in de distributie en voedingssector het slechtste af is.

In het regeerakkoord staat dat alle personen een tweede pijler pensioen moeten hebben met een premie van minstens 3% van het jaarsalaris. Dergelijk plan zou 23 keer het laatste netto loon opleveren voor zowel bedienden als arbeiders. Het vooropgestelde plan levert op een pensioenleeftijd van 67 jaar dus beduidend minder op dan het mediaan plan.

Pensioensparen

Om zelf een spaarpotje op te bouwen voor het pensioen doen veel personen aan pensioensparen. Dit is een vast bedrag dat men jaarlijks op een fiscaal vriendelijke manier kan sparen. Indien een bediende vanaf de start van zijn actieve loopbaan op 22 jaar aan pensioensparen zou doen tot de leeftijd van 67 jaar, dan zou dit netto 9 maandlonen opleveren. Voor een arbeider zijn er dat 15 (in de veronderstelling dat deze zijn actieve loopbaan op 20 begint) – het eindbedrag voor een arbeider en bediende is wel hetzelfde, maar het netto loon is lager voor een arbeider dan voor een bediende. Natuurlijk doet niet iedereen aan pensioensparen vanaf de start van de loopbaan. Indien een bediende/arbeider maar begint te sparen vanaf 40 jaar dan daalt het eindbedrag, en dus het aantal bijeen gespaarde lonen tot 5/7.

Zelf sparen

In het allerbeste scenario ontvangt een bediende dus gemiddeld 45 keer het laatste netto loon (36x tweede pijler + 9x derde pijler) wanneer deze op 67 jaar met pensioen gaat. Voor een arbeider is dit 50 keer (35x tweede pijler + 15x derde pijler). We kunnen dus besluiten dat door combinatie van de tweede en derde pijler arbeiders beter af zijn dan bedienden.

Het voornemen van de regering om de premies voor de tweede pijler gelijkt te trekken naar minstens 3%, zou de facto zelfs een achteruitgang betekenen: een arbeider heeft op pensioenleeftijd een kapitaal van 38 maandlonen (23x + 15x), een bediende zelfs maar 32 (23x + 9x).

Momenteel moet men 45 jaar effectief hebben gewerkt om een volledig wettelijk pensioen te ontvangen. De betaalbaarheid van het huidig systeem is de laatste jaren een aanhoudend punt van discussie. Uit een vorige Mercer-studie bleek reeds dat men bovenop het wettelijk pensioen nog 85 laatste maandlonen moest bijeen gespaard hebben. Het gecombineerde kapitaal uit de 2de+3de pijler van 45/50 keer het laatste netto loon (bediende/arbeider) is nauwelijks meer dan de helft van de vooropgestelde 85 keer het laatste netto loon dat nodig is om de levenstandaard te behouden tijdens het pensioen.

Vraag is dus hoe men deze laatste 40/35 netto maandlonen bijeen kan sparen. In de veronderstelling van een jaarlijks rendement van 2% moet een bediende hiervoor elke maand gedurende zijn volledige loopbaan 8% van zijn bruto maandloon opzij zetten. Voor een arbeider is dit 7% van zijn bruto maandloon.

Er zijn natuurlijk enkele kanttekeningen aan deze oefening. Vooreest veronderstellen we dat de persoon zijn volledige loopbaan bij hetzelfde plan is aangesloten. Vaak hebben personen een gemengde loopbaan bij verschillende werkgevers waar het aanvullend pensioenplan meer/minder genereus is. In sommige gevallen is soms geen aanvullend pensioenplan aanwezig. Ook gaan we er vanuit dat er geen onderbrekingen door bv. werkloosheid zijn en dat de persoon effectief werkt tot normale pensioenleeftijd van 67 jaar.

DC-plannen ontoereikend

Al deze factoren zorgen er voor dat er mogelijk meer zal moeten worden gepaard met eigen middelen om 85 maal het laatste netto maandloon op pensioen te hebben als spaarbedrag.

Maar de conclusie staat vast: het mediane DC-plan biedt zowel voor bedienden als arbeiders een onvoldoende rendement. En de opbrengst uit pensioensparen is, alles in acht genomen, bijzonder beperkt. Wie dus alleen rekent op het wettelijk pensioen en de opbrengst uit het pensioensparen en het pensioenplan bij de werkgever(s), dreigt bedrogen uit te komen en te moeten inboeten op zijn levensstandaard. Zelf sparen en bedachtzaam met je geld omspringen zijn meer dan ooit aangewezen om verzekerd te zijn van een financieel zorgeloze ouder dag.

7 vuistregels voor kapitaalopbouw

Door de volgende 7 vuistregels te volgen, kan je als arbeider of bediende dit doel bereiken:

  1. Begin tijdig met sparen. Vroege vogels zijn beter af op pensioenleeftijd. Door het effect van samengestelde interest heeft sparen op lange termijn zeker zijn nut. Een 22-jarige die maandelijks €150 opzij zet aan een interestvoet van 2% heeft op pensioenleeftijd €130.000 gespaard. Een vuistregel is dan men best 15% van zijn netto maandloon opzijzet.
  2. Investeer. Dat de Belg een spaarder is, is alom geweten. Dat deze zijn geld massaal op een spaarboekje parkeert met weinig tot geen rendement ook. Door inflatie verliest men daardoor veel aan koopkracht. Investeren is veel meer dan speculeren op de beurs. Denk ook aan beleggen in obligaties of aandelen die op lange termijn een hoger rendement opleveren dan het traditionele spaarboekje.
  3. Financiële kennis opbouwen. Het is belangrijk om een minimale financiële kennis te hebben. Dagelijks het nieuws volgen kan reeds een eerste stap zijn. Door het leren van basisbegrippen zal de drempel naar investeren lager worden.
  4. Budgetteer. Opvolgen waaraan je al je geld spendeert, is een goede manier om bewust te worden van alle uitgaven en van geldzaken in het algemeen. Je ontdekt vanzelf welke (te) dure uitgaven je doet, die wellicht niet nodig zijn of waar budgetvriendelijkere alternatieven voor bestaan.
  5. Denk aan de verzekeringen, nu en later. Tijdens de actieve loopbaan zal de werkgever vaak de medische kosten dekken. Na pensionering zijn deze voor eigen rekening. Tijdig bekijken welke alternatieven bestaan voor verzekeringen na pensionering is dus zeker aangeraden en kan veel geld besparen. Een goede gezondheid tijdens de actieve jaren kan meerdere gezonde jaren tijdens pensionering opleveren.
  6. Stel doelen. Veel mensen gaan op pensioen zonder een financieel doel voor ogen. Door duidelijke financiële doelen te stellen tijdens de actieve loopbaan (bv. aankoop tweede woning, schenking aan (klein)kinderen,…) kan actief worden gespaard en worden aankomen uitgesteld. In financiële planning noemt men dit werken met “buckets”.
  7. Wees open over geld. Vaak is geld een groot taboe in het gezin. Door open over geldzaken te praten en duidelijke financiële doelstellingen te formuleren, is het mogelijk om op een meer gestructureerde manier toe te sparen naar een kapitaal dat voldoende is voor de oude dag.

 

Bron: Mercer

This website is brought to you by Quasargaming.com's online Fruitautomaten games such as Speelautomaten and Gokautomaten.