De VDAB publiceerde de vacaturecijfers van mei 2015. Daaruit blijkt dat er 13.538 vacatures rechtstreeks gemeld werden aan de VDAB. Dit betekent een stijging van 5,7% in vergelijking met mei 2014.
Als we de voorbije twaalf maanden bekijken (met 163.010 vacatures), dan is er een stijging van 4,7% te zien ten opzichte van de twaalf maanden voordien in het Normaal Economisch Circuit zonder Uitzendopdrachten (NECzU, dat is exclusief vacatures van de sector arbeidsbemiddeling en selectiekantoren). Dit stijgingspercentage is ongeveer even groot als de voorbije maanden. Het aantal vacatures voor midden- en hooggeschoolden is het meest gestegen, het aantal vacatures met geen of nauwelijks diplomavereisten kende dan weer een lichte daling.
‘Energie, water en afvalverwerking’ blijft koploper
Vooral de sector ‘energie, water en afvalverwerking’ blijft maand na maand meer vacatures opleveren. Maar ook de metaalsector, de primaire sector en ‘horeca en toerisme’ zijn deze maand medeverantwoordelijk voor een groeiend aantal jobs.
De sterkste daler in de voorbije twaalf maanden, blijft de sector ‘vervaardiging van transportmiddelen’ (-45%). Maar ook de sectoren ‘maatschappelijke dienstverlening’ en ‘fiensten aan personen’ publiceren maand na maand minder vacatures.
Ook uitzendarbeid scoort veelbelovend
Naast de besproken vacatures uit het NECzU zijn er nog vacatures via wervings- en selectiekantoren, vacatures voor uitzendarbeid en vacatures voor studentenjobs. Deze kleinere arbeidscircuits werden niet in de bovenvermelde cijfers opgenomen.
Het aantal vacatures via wervings- en selectiekantoren steeg zowel op maandbasis als over de laatste twaalf maanden (met respectievelijk 31,0% en 9,8%). Sinds januari 2015 worden de cijfers voor deze sector apart geteld.
De grootste stijging zien we bij de uitzendarbeid gecumuleerd over de laatste twaalf maanden. Dat is goed nieuws, want hoewel we bij deze laatste cijfers rekening moeten houden met dubbeltellingen, wordt uitzendarbeid meer en meer gebruikt als aanwervingsmechanisme (wegens enerzijds voorzichtigheid in een langzaam herstellende economie en anderzijds het wegvallen van de proefperiode voor arbeiders).