De traditionele pijnpunten van de Belgische arbeidsmarkt (lage werkzaamheidsgraad, lage inactiviteit, grote verschillen tussen de gewesten, een uitgebreide zwarte arbeidsmarkt,…) geraken niet opgelost. Alle pijnpunten die in 2010 werden vastgesteld, bestaan anno 2019 nog steeds. De kloof met de rest van Europa wordt niet dichtgefietst. Soms loopt de achterstand zelfs verder op. Er duiken bovendien nieuwe pijnpunten op.
Dat is de weinig opbeurende conclusie van de studie ‘Het verdriet van de Belgische arbeidsmarkt’. Deze conclusie geldt in de eerste plaats voor België, Brussel en Wallonië. Maar ook Vlaanderen maakte de voorbije tien jaar weinig progressie. België, Brussel en Wallonië blijven voor de meeste indicatoren onderaan de Europese rangschikking bengelen. Vlaanderen is meestal een middenmoter.
In 2010 werden in het boek Free to work de verschillende pijnpunten van de Belgische arbeidsmarkt beschreven. Bijna tien jaar later was het meer dan tijd om te checken of er intussen voor deze pijnpunten vooruitgang werd geboekt. Wat blijkt? Voor geen enkel pijnpunt heeft België als geheel maar – ook Vlaanderen, Brussel en Wallonië – de afgelopen tien jaar echte vooruitgang geboekt. De positie binnen Europa werd niet verbeterd, soms werd de achterstand nog groter. En ook binnen België zijn de grote verschillen blijven bestaan.
De 15 pijnpunten op een rij
1. Arbeid is duur. De regering heeft veel maatregelen genomen om de loonkosten onder controle te houden, maar België blijft na Denemarken het tweede duurste land om te produceren.
2. Er zijn te weinig mensen aan de slag. We verbeteren onze slechte positie binnen Europa niet tussen 2007 en 2017. Ook niet voor de verschillende doelgroepen. De werkzaamheidsgraad voor lager- en middengeschoolden daalde de afgelopen tien jaar. Vlaanderen maakte in 2018 wel een mooie sprong voorwaarts, maar het is te vroeg om hier van een trendbreuk te spreken.
3. Er bieden zich te weinig mensen aan op de arbeidsmarkt (hoge inactiviteit). Ook hier is de evolutie in vergelijking met Europa negatief.
4. De gemiddelde loopbaan is in België korter dan in Europa. De achterstand groeide de voorbije tien jaar.
5. De mobiliteit van werkloosheid en inactiviteit naar werk behoort bij de laagste in Europa. Ondanks alle activeringsinspanningen is aan deze positie niets gewijzigd.
6. Inzake spreiding van hoge en lage werkloosheid binnen één land moesten we tien jaar geleden nog Italië laten voorgaan. Nu zijn we onbedreigd leider.
7. Brussel is niet meer de Europese hoofdstad met de hoogste werkloosheid, maar blijft in de kop van de rangschikking. In de meeste landen in Europa heeft de hoofdstad een lagere werkloosheid dan de rest van het land.
8. België combineert nog steeds een hoog aandeel hooggeschoolden (boven Europees gemiddelde) met een relatief hoog aandeel laaggeschoolden (gelijk met het Europees gemiddelde).
9. België heeft nog steeds een relatief grote zwarte arbeidsmarkt. De omvang daalde maar niet in de mate dat de positie binnen Europa wijzigde.
10. België kent een uitgebreide overheidssector die weinig doeltreffend is en die de arbeidsmarkt gedeeltelijk blokkeert. Werkenden stromen ten gevolge van de grotere werkzekerheid wel in maar niet meer uit, wat de noodzakelijke mobiliteit niet ten goede komt.
11. België telt veel minder tijdelijke tewerkstelling dan gemiddeld in Europa. Ook die positie is de voorbije tien jaar niet gewijzigd. Wat de andere vormen van atypische arbeid betreft, scoort België fors onder het Europese gemiddelde en meestal ook onder het gemiddelde van de buurlanden. Met uitzondering van Frankrijk. Dit geldt voor zondag- en zaterdagwerk, en ploegen- en nachtarbeid.
12. België heeft een zeer hoge vacaturegraad. Er zijn veel openstaande vacatures in vergelijking met de totale beroepsbevolking. De positie van België is wat deze indicator betreft verslechterd. Tien jaar geleden hadden we nog een vergelijkbare vacaturegraad met Duitsland en Nederland. Nu laten we deze landen achter ons. Een duidelijker signaal dat onze arbeidsmarkt niet naar behoren werkt is moeilijk te vinden.
13. België kent een heel beperkt laagloonsegment. Alleen Zweden gaat België hier vooraf. Het nadeel is dat het ontbreken van dergelijk laag loon segment kansen ontneemt aan laaggeschoolden om de arbeidsmarkt te betreden.
14. Hoewel België zelf de eigen doelstelling kon formuleren in het kader van de Europese Werkgelegenheidsstrategie zal het net als tien jaar geleden deze ook nu weer België deze niet halen. Meer nog, eind 2017 waren slechts drie landen verder verwijderd van de eigen doelstelling. Voor Vlaanderen is het niet uitgesloten dat de doelstelling toch nog gehaald wordt indien de sterke lijn van 2018 in enige mate zou kunnen doorgetrokken worden.
15. België – maar in veel gevallen ook Vlaanderen, Brussel en Wallonië – slaagden er de voorbije tien jaar niet in de positie binnen Europa te verbeteren. Vlaanderen blijft meestal een middenmoter en behoort met uitzondering van het aandeel werklozen bijna nooit tot de Europese top. Brussel en Wallonië zitten steevast helemaal onderaan de Europese rangschikking. Inzake werkzaamheidsgraad zakte België verder weg. Hetzelfde geldt voor de inactiviteit. Alleen inzake werkloosheid scoort België middelmatig tot sterk (wat Vlaanderen betreft). Ook tien jaar geleden stelden we vast dat er nagenoeg geen vooruitgang was gemaakt. Dit betekent dat de vaststelling minstens kan doorgetrokken worden naar de voorbije 20 jaar. We hebben hier te maken met een fundamenteel Belgisch probleem, een institutionele inertie die zeer moeilijk om te buigen valt. Iets waar ook de huidige regering Michel dus niet is in geslaagd.
“De feiten zijn wat ze zijn. Het beleid van deze regering, en de voorgaande, was onvoldoende om de zwakke Belgische arbeidsmarktpositie om te buigen. Dit beleid heeft er grotendeels toe geleid dat de situatie globaal genomen niet erger is geworden. De volgende regering zal – ongeacht de politieke kleur – de hand opnieuw aan de ploeg moeten slaan. Speciale aandacht moet gaan naar de loonkost (inclusief de extreem hoge loonwig), het aanpakken van werkloosheids- en inactiviteitsval, meer mogelijkheden voor flexibiliteit, langer werken en het beperken van laaggeschoolde migratie). En ook de blijvende grote regionale verschillen zullen opnieuw voorwerp van discussie moeten worden.” aldus Jan Denys, arbeidsmarktspecialist van Randstad en auteur van deze analyse.
Bron: Randstad Research