Maar er mogen dan wel veel meer vrouwen dan vroeger aan het werk zijn, in termen van VTE’s is er nog steeds een aanzienlijke genderkloof op onze Belgische arbeidsmarkt. Dat blijkt uit pas vrijgegeven onderzoek door het Steunpunt Werk en Sociale Economie (WSE). Aan de hand van de ‘traditionele’ werkzaamheidsgraad blijkt dat in 2012 twee derde van de vrouwen (66%) betaalde arbeid verrichtte. Bij een herverdeling van het totaal gepresteerde arbeidsvolume naar voltijdse jobs zakt deze werkzaamheidsgraad (in VTE) tot 55%. Het verschil tussen deze twee berekeningen kan toegewezen worden aan het grote aandeel deeltijds werkende vrouwen. Door de vele deeltijdse jobs wordt de arbeidsduur van vrouwen teruggebracht tot gemiddeld 33,4 uur per week, wat een pak lager is dan de referentiemaat van 40 uur die wordt gebruikt voor de omrekening naar voltijds equivalente jobs. Kortom, de massale intrede van vrouwen op de Vlaamse arbeidsmarkt heeft geleid tot een forse stijging van de vrouwelijke werkzaamheidsgraad. Hierdoor is de afstand ten aanzien van de mannen nog nooit zo klein geweest als vandaag: waar in 1983 de werkzaamheidsgraad bij de mannen dubbel zo hoog was als bij de vrouwen, is de genderkloof in 2012 geslonken tot 1,16 (verhouding van werkzaamheidsgraad mannen tegenover die van vrouwen). Een analyse op basis van het gepresteerde arbeidsvolume brengt echter een verborgen genderkloof aan de oppervlakte die beduidend groter is. Indien we de werkzaamheidsgraad uitdrukken in voltijds equivalente jobs dan stijgt de genderkloof tot 1,45. Dit is hoofdzakelijk te verklaren door de ongelijke spreiding van deeltijdarbeid tussen beide geslachten.
Het volledige rapport kan hier worden geraadpleegd.