In 2020 kreeg de arbeidsmarkt een ongekende schok te verwerken: de coronacrisis. In 2021 zagen we een verrassende terugkeer naar “normaliteit” – met zelfs nog een nijpendere krapte op de arbeidsmarkt dan voor 2020, en enkele effecten die toch hardnekkig bleken.
Januari is traditioneel de maand waarin we de belangrijkste resultaten opsommen van de actualisering van de 230 arbeidsmarktindicatoren die elk jaar worden opgesteld als bijlage bij het nationale hervormingsprogramma dat elke EU-lidstaat bij de Europese Commissie moet indienen. Dit is het moment waarop we de definitieve cijfers over het afgelopen jaar hebben voor een breed scala van arbeidsmarktonderwerpen. Die indicatoren worden ontwikkeld door de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, in samenwerking met Statbel (FOD Economie, Directoraat-Generaal Statistiek – Statistics Belgium) en met de Gewesten en Gemeenschappen. In dit overzicht zal ook aandacht worden besteed aan de beschikbare kortetermijnindicatoren, die een voorlopig beeld geven van de opmerkelijke schommelingen in de loop van 2022.
De arbeidsmarkt in 2021
De arbeidsmarktindicatoren zijn in 2021 weinig veranderd, ondanks een jaar dat nog in het teken stond van de coronapandemie. De activiteitsgraad – het aandeel werkenden en werklozen onder de bevolking van 20-64 jaar – is tussen 2020 en 2021 gestegen van 74,0% tot 75,1%, een hoger percentage dan vóór de crisis (dezelfde trend in de EU met 77,6% naar 78,5% in dezelfde periode). De activiteitsgraad van kortgeschoolden is echter gedaald, waardoor de kloof met hooggeschoolden groter wordt. De activiteitsgraad van niet-Belgische onderdanen is aanzienlijk gestegen van 66,8% tot 70,0%. De werkzaamheidsgraad van 20-64-jarigen – die overeenkomt met het aandeel werkenden in de beroepsbevolking – is gestegen van 70,0% in 2020 tot 70,6% in 2021 (hoger dan vóór de crisis). Het EU-gemiddelde is met 73,1% hoger gebleven. Er is echter een kleine daling voor kortgeschoolden en een kleine stijging voor hoogopgeleiden, waardoor de kloof tussen deze twee groepen groter wordt.
In een aantal domeinen zagen we nog de invloed van de pandemie. De werkloosheid steeg tussen 2020 en 2021 van 5,4% naar 6,0%. Het percentage steeg vooral voor kort- en middengeschoolden, maar het aandeel langdurig werklozen in de totale werkloosheid bleef stabiel op 41,7%. Het aantal tijdelijk werklozen is tussen 2020 en 2021 aanzienlijk gedaald, mede door de versoepeling van bepaalde beschermingsmaatregelen, maar het thuiswerk (niet te verwarren met telewerk), dat in de nasleep van de crisis in 2020 al sterk was toegenomen, is tussen 2020 en 2021 blijven stijgen, van 29,0% naar 36,2%.
Tegelijkertijd kan worden geconstateerd dat de arbeidsmarkt zich zeer snel herstelde. België noteerde een goede werkgelegenheidsgroei van 3,5% (1,0% voor de EU), vooral in de bouw- en dienstensector. Tegelijkertijd steeg de vacaturegraad (bron: JVS, inclusief uitzendkrachten) van 3,1% naar 4,3% en verergerde de krapte op de arbeidsmarkt, zeker in de horeca. Er is ook een daling van het groeipercentage van de reële arbeidskosten per productie-eenheid met 2,9% (fors lager dan de +2,5% in 2020). Hetzelfde gebeurde met het groeipercentage van de nominale kosten die tussen 2020 en 2021 dalen van 4,1% tot -0,1% met een sterke daling in de dienstensector en de gezondheidszorg. Het armoederisico is tussen 2020 en 2021 licht gedaald van 14,8% naar 14,1% voor de gehele bevolking, maar er is een stijging van het percentage voor werklozen.
Hardnekkige verschillen
De traditioneel grote kloof tussen in België en buiten België geborenen is tussen 2020 en 2021 kleiner geworden. Hoewel België nog steeds achterblijft bij het Europese gemiddelde, is er een duidelijke verbetering. Het verschil in activiteitsgraad tussen Belgen en niet-Belgen wordt teruggebracht tot 5,9 procentpunten (tegenover 8,3 procentpunten in 2020 en 4,7 in de EU). Hetzelfde verschijnsel doet zich voor bij de werkgelegenheidsgraad (9,6 procentpunten in België en 9,3 in de EU). We naderen daarmee de niveaus van 2017 en 2018 (ongeveer 5,5 punten), wat aantoont dat de crisis deze groep weliswaar zwaarder heeft getroffen, maar dat het herstel voor hen gunstiger uitvalt. Wanneer we echter enkel kijken naar buitenlanders met een niet-EU-nationaliteit dan is de kloof nog veel groter, en doen we het in internationaal perspectief zeer slecht, Ook wat de kloof tussen de opleidingsniveaus betreft, lopen we nog steeds achter: het verschil in werkzaamheidsgraad tussen kort- en middengeschoolden bedraagt 22,7 procentpunten, terwijl dat in de EU “slechts” 17,9 punten is.
Bij jongeren (15-24 jaar) zien we een stijging van de activiteitsgraad (van 28,4% naar 30,3%), evenals van de werkgelegenheidsgraad (van 24,1% naar 24,7%). Ook voor jongeren is de werkloosheid sterk gestegen, van 15,3% naar 18,2%. Het aantal NEET’s (jongeren die geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding volgen) is sterk gedaald van 9,2% naar 7,4%. Het aantal voortijdige schoolverlaters is in 2021 opnieuw aanzienlijk gedaald.
Overzicht van 2022
Uit de voor 2022 beschikbare kwartaalresultaten van de Enquête naar de Arbeidskrachten (Statbel) en de kortetermijnindicatoren die wij op maand- en kwartaalbasis publiceren, blijkt dat bepaalde indicatoren die verband houden met de coronacrisis aanzienlijk zijn veranderd. De tijdelijke werkloosheid was tussen 2020 en 2021 al sterk gedaald en bleef dat ook in de maanden van 2022 doen. In de eerste maanden van 2022 is de vacaturegraad – het geschatte aandeel van de vacatures in het totale aantal banen (vacant en bezet) – voortdurend gestegen tot 3,23% in mei (administratieve data, exclusief uitzendkrachten). Het aantal werkloze werkzoekenden is in de eerste maanden van 2022 relatief stabiel gebleven. Wat het werkloosheidspercentage betreft, is er in 2022 een daling ten opzichte van 2021, tot 5,2% in september 2022.
U vindt al die indicatoren en nog veel meer op de website van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (www.werk.belgie.be – module “Statistieken”: Structurele indicatoren werkgelegenheid en arbeidsmarkt – jaarreeksen en kortetermijnindicatoren arbeidsmarkt – maand-/kwartaalreeksen).
Bron: FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg