De federale regering gaat werk maken van een systeem van ‘naming & shaming’ voor ondernemingen die niet voldoen aan de verplichtingen opgenomen in het wetsontwerp met betrekking tot de federale leerrekening die op korte termijn zal worden ingevoerd. Het VBO vindt een dergelijke aanpak van individuele ‘naming & shaming’ van ondernemingen een brug te ver. Temeer omdat ondernemingen zich al dagdagelijks actief inzetten voor het nakomen van de verregaande verplichtingen uit de arbeidsdeal, en dat in economisch onzekere tijden.
In de arbeidsdeal werd vermeld dat ondernemingen moeten voorzien in een opleidingsplan en werd het individueel opleidingsrecht van 5 dagen per jaar in het leven geroepen. Daarbovenop komt nu het verplicht bijhouden van elke vormingsinspanning door de werkgever in de ‘federale leerrekening’, een digitale toepassing die zowel werknemer als werkgever in staat stellen de individuele en sectorale opleidingsrechten te registreren en beheren. Dat zorgt voor een administratieve overlast, en brengt extra kosten mee in economisch moeilijke tijden.
De federale leerrekening heeft geen nut, geen toegevoegde waarde – voor de onderneming noch voor de werknemer: het gaat hier over een contraproductief mechanisme enkel in het leven geroepen om de vormingsinspanningen van ondernemingen te controleren en die bij niet-naleving publiekelijk af te straffen. Dat getuigt van een diep wantrouwen tegenover werkgevers en dat vinden wij contraproductief.
Overheid moet faciliteren in plaats van controleren
De federale leerrekening ligt niet in lijn met de Europese aanbeveling rond de individuele leerrekening die een duurzame inzetbaarheid van de beroepsbevolking beoogt om onze welvaart te helpen verzekeren in tijden van disruptie. Bedoeling is burgers aanzetten tot levenslang leren middels een activerend, stimulerend en sensibiliserend beleid.
Levenslang leren, upskilling, reskilling en permanente vorming worden door alle overheden van ons land naar voren geschoven als een van de sleutels voor een wendbare en inzetbare beroepsbevolking. Hoewel de voordelen voor werkgevers en werknemers onmiskenbaar zijn, kan de leercultuur in ons land nog een pak beter. Zo ligt het aantal werkenden dat recent een opleiding volgde een stuk lager in België (10,2%) dan in buurland Nederland (26,6%). Er is dus dringend nood aan een strategisch vormingsbeleid dat rekening houdt met de wensen en noden van zowel werknemers als werkgevers. Een écht win-winbeleid dus. Dat is alvast een van de vaststellingen uit het recente VBO-rapport ‘Future of Work – Strategieën voor de digitale transitie’ in samenwerking met Agoria en Deloitte. Daarnaast is het ook aan de werknemer zelf om proactief het heft in eigen handen te nemen en te leren anticiperen op alle veranderingen en kansen die met het nieuwe werken gepaard gaan.
“De individuele leerrekening is een goed initiatief – ze is géén controle-instrument om de rechten op ondernemingsniveau te volgen, maar staat volledig ten dienste van de burger. Helaas is er vandaag nog steeds onvoldoende samenwerking tussen de verschillende beleidsniveaus om tot één gezamenlijke leerrekening te komen”, zegt Monica De Jonghe, bestuurder-directeur-generaal van het VBO en Executive Manager van het competentiecentrum Werk & Sociale zekerheid. “Wij verwachten van de overheid dat ze faciliteert en niet controleert, m.a.w. dat ze constructief samenwerkt met de regio’s in samenspraak met de sociale partners, en als dusdanig een denkkader creëert dat een doeltreffend antwoord kan bieden op de gigantische maatschappelijke uitdagingen – zoals de groene en digitale transitie – waar we vandaag en in de komende jaren zullen voor staan”, besluit Monica De Jonghe.