De economische bedrijvigheid in België krimpt dit jaar met 6,7 % als gevolg van de beperkende maatregelen die werden opgelegd om de verspreiding van de COVID-19-pandemie tegen te gaan. De achteruitgang is minder zwaar dan eerst gevreesd, maar toch nog ruim driemaal zo sterk als tijdens de mondiale financiële crisis van 2008-2009.
Naarmate de beperkende maatregelen weer worden versoepeld en in de veronderstelling dat een effectieve medische oplossing, zoals een vaccin, kan worden gevonden en verspreid vanaf volgend jaar, volgt de komende twee jaren een geleidelijk herstel met meer dan 3%, in belangrijke mate gedreven door de gezinsconsumptie. Het herstel van de bedrijfsinvesteringen vraagt daarentegen wat meer tijd en de netto-uitvoer blijft gedurende de hele projectieperiode op de groei wegen. De coronacrisis heeft ook een weerslag op de arbeidsmarkt: er gaan zowat 100 000 arbeidsplaatsen verloren tegen de herfst van 2021. Het begrotingstekort zwelt aan tot meer dan 10 % bbp in 2020. Belangrijker is dat het ook nadien structureel hoog blijft en meer dan het dubbele bedraagt van het peil dat zonder de crisis zou zijn bereikt.
Naar aanleiding van de uitbraak van de COVID-19-pandemie werden wereldwijd gezondheidsmaatregelen genomen om de verdere verspreiding ervan tegen te gaan. Zowel het mondiale bbp als de wereldhandel vielen als gevolg daarvan fors terug in de eerste helft van 2020, zij het in mindere mate dan aanvankelijk werd gevreesd. De versoepeling van de maatregelen in de loop van de zomer maakte een stevig herstel mogelijk, dat in de meeste gevallen evenwel onvolledig en van korte duur bleek.
Ook in België deed zich in het derde kwartaal een economische opleving voor maar volgens kortetermijnindicatoren verloor die al gauw aan vaart, nog voor ze in het najaar definitief in de kiem werd gesmoord door een nieuwe coronagolf en daaropvolgende beschermingsmaatregelen. Volgens enquêtes zou de impact van de tweede lockdown op de output van de private sector in het vierde kwartaal wel duidelijk beperkter zijn dan in de lente. Al met al zou de economische bedrijvigheid dit jaar met 6,7 % krimpen.
In de veronderstelling dat een effectieve medische oplossing, zoals een vaccin, kan worden verspreid vanaf volgend jaar, volgt een geleidelijk herstel met meer dan 3 % in de komende twee jaren. Dat herstel is onderhevig aan zowel op- als neerwaartse risico’s, die in belangrijke mate samenhangen met het verloop van de gezondheidscrisis en eventuele extra beperkende maatregelen. Het bbp zou wel pas eind 2022 weer het niveau van vóór de crisis bereiken, waarna de groei enigszins matigt, tot 2,3 % in 2023.
Het herstel van de economie wordt voornamelijk geschraagd door de gezinsconsumptie, die net als na de eerste lockdown, weer opveert naarmate de beperkende maatregelen worden opgeheven. Behalve door een inhaalvraag en de snelle normalisatie van het spaargedrag wordt de consumptie ook structureel ondersteund door het verloop van de koopkracht. Tijdens de acute fase van de crisis werd het inkomensverlies voor de huishoudens beperkt door massale overheidssteun, zoals via het stelsel van tijdelijke werkloosheid. In de loop van 2021-2023 zou de koopkracht per hoofd van de bevolking bovendien weer toenemen, met 4 % in gecumuleerde termen.
De bedrijfsinvesteringen vielen met een kwart terug in de eerste jaarhelft van 2020 en zouden moeizamer herstellen dan de gezinsconsumptie. De nog heersende onzekerheid rond de opleving van de vraag, die op korte termijn nog wordt versterkt door een mogelijke no-deal brexit, noopt de ondernemingen ertoe hun investeringsplannen nog enige tijd uit te stellen of te annuleren. Voorts blijft de groeibijdrage van de netto-uitvoer negatief: de invoer zou immers wat krachtiger herstellen dan de uitvoer, onder meer door de geleidelijke terugkeer van de normale toerismestromen.
Op korte termijn wordt de weerslag van de economische teruggang op de arbeidsmarkt in hoge mate opgevangen door de massale overheidsmaatregelen, waaronder de uitbreiding van het stelsel van tijdelijke werkloosheid en de steunmaatregelen voor de zelfstandigen. Niettemin gaan er ruim 100 000 arbeidsplaatsen verloren tegen de herfst van 2021. De werkloosheid loopt op, maar de schade blijft al bij al beperkt in vergelijking met de omvangrijke schok op het bbp.
De onderliggende inflatie neemt in heel beperkte mate toe, van 1,3 % dit jaar tot 1,7 % in 2023. De aantrekkende loonkosten, maar ook de extra kosten om de activiteit op een veilige manier te laten heropstarten, zorgen voor inflatoire druk. De stijging zou weliswaar beperkt blijven, aangezien de winstmarges niet volledig herstellen. De totale inflatie loopt sterker op, van 0,4 % in 2020 tot 1,9 % in 2023, maar dat heeft vooral te maken met het ongewoon lage peil van dit jaar dat een gevolg is van de scherpe daling van de olieprijzen. De stijgende inflatie voedt op haar beurt de dynamiek van de loonkosten, die door de indexeringsmechanismen relatief sterk zouden toenemen tijdens de projectieperiode.
Het begrotingstekort neemt fors toe, tot 10,6 % bbp in 2020, als gevolg van de economische crisis die automatisch leidt tot meer uitgaven en minder ontvangsten, maar ook van de belangrijke ondersteuningsmaatregelen. Die zijn vooral tijdelijk van aard en het deficit zou de komende jaren dan ook verkleinen, maar het blijft wel hangen op ongeveer 6 % bbp. De overheidsschuld in verhouding tot het bbp stijgt tot zowat 120 % in 2023 en blijft bij een normale groei en een constant begrotingstekort ook nadien verder oplopen. Deze onhoudbare begrotingspositie betekent dat eventuele aanvullende herstelmaatregelen tijdelijk van aard moeten zijn en zich moeten toespitsen op gezonde ondernemingen en kwetsbare groepen. Om het economische herstel een duurzaam karakter te geven, is een stappenplan voor de gezondmaking van de overheidsfinanciën vereist.
Bron: NBB