Bijna twee jaar nadat flexi-jobs in de zorg mogelijk werden, worden flexijobbers door zo’n 17% van de werkgevers uit deze sector ook effectief ingezet. En daar waar flexi’s worden ingezet, zijn ze goed voor bijna 4% van de werknemers. Dat blijkt uit een analyse van hr-expert Acerta Consult op basis van de werkelijke cijfers van meer dan 1.300 werkgevers uit PC 330 en PC 331, goed voor meer dan 61.000 werknemers. Acht op de tien flexi-jobbers in de zorg zijn vrouwen, en maar liefst drie op de tien zijn gepensioneerden.
Sinds 1 januari 2023 maakte de federale regering het mogelijk om binnen PC 330 als flexi-jobber aan de slag te gaan. Het gaat dan niet over het uitvoeren van zorgtaken zoals de medische verzorging van patiënten, wél over niet-zorgtaken zoals onthaal, boekhouding, onderhoud van gebouwen enz. Sinds 1 april 2024 kan daarbovenop ook de Vlaamse kinderopvang flexi-jobbers inschakelen, op voorwaarde dat kinderopvang de hoofdactiviteit van de werkgever is. Voor de organisaties in de zorg is dit een belangrijk wapen in de war for talent, aangezien ze de werknemers via het flexibele statuut voordelig kunnen inzetten.
De zorgsectoren maken effectief nuttig gebruik van de optie van flexi-jobs, zo blijkt uit de cijfers van Acerta Consult. Gemiddeld blijkt 17% van de werkgevers, van wie Acerta Consult de cijfers analyseerde, ook effectief flexi-jobbers tewerk te stellen. Bij hen is 3,67% van de medewerkers – 1 op de 27 werknemers – een flexi-jobber. Rekening houdend met het deeltijdse karakters van flexi-jobs, kijken we ook naar de fulltime-equivalenten (FTE’s). We zien dat flexi’s goed zijn voor een aandeel van 1,9%, of bijna 1 op de 50 FTE’s.
Nele Mertens, juridisch experte van Acerta Consult: “Flexi-jobs laten toe dat verpleegkundigen, ander (para)medisch personeel en kinderbegeleiders zich maximaal op hun zorgtaken kunnen concentreren, en minder op de randtaken. Wie er als werknemer of gepensioneerde voor kiest om te flexi-jobben in de zorg, doet dat op zijn/haar beurt meestal omdat het zowel financieel als inhoudelijk mooi meegenomen is. Een flexi-job kan weliswaar enkel voor wie al minstens vier vijfde aan de slag is in een vaste job of met pensioen is. De flexi-job komt er dus bij naast de vaste job of boven op het pensioen. We zien alleszins dat deze zorgsectoren, die elk extra paar handen goed kan gebruiken, hier voorlopig al vrij geregeld gebruik van maken.”
Drie op tien flexi-jobbers zijn gepensioneerd
Het merendeel van de flexi-jobbers in de zorg werkt in hoofdberoep als bediende (82,8%), zo tonen de cijfers van Acerta Consult verder nog. Ook zijn het overwegend vrouwen (80,7%) die in de zorgsector via een flexi-job aan de slag gaan. Alle leeftijdscategorieën vanaf 26 jaar zijn vertegenwoordigd, maar wat vooral opvalt: drie op de tien flexi-jobbers (29,53%) zijn gepensioneerden.
Nele Mertens: “De groep tussen 36 en 55 jaar is het minst goed vertegenwoordigd in de cijfers. Dat is ook de leeftijd waarop de kinderen nog thuis zijn en er naast de vaste job weinig tijd en ruimte overblijft. Enerzijds valt het op dat bijna een kwart van de flexi-jobs wordt uitgevoerd door jongeren tussen 26 en 35 jaar. Anderzijds maken gepensioneerden de grootste groep flexi-jobbers in de zorg uit. Zij zoeken nog een extra nuttige tijdsbesteding tijdens hun pensioen en die vinden ze in een sector met maatschappelijke meerwaarde, zoals de zorg.”
Nog 1% tewerkgestelde gepensioneerden met bijzonder gunststatuut
Naast de flexi-job bestond er tot voor kort nog een ander systeem van flexibele tewerkstelling. Toen de coronapandemie de krapte in de zorg nog acuter maakte, werd door de overheid voor de brede zorgsector (i.e. in PC 318, PC 319, PC 330, PC 331, PC332) een soepelere tewerkstelling van gepensioneerde zorg-medewerkers mogelijk gemaakt. Gepensioneerden konden volgens dat statuut met andere woorden aan de slag in de zorgsector. Dat bijzondere gunststatuut met interessante (para)fiscale regeling was een tijdelijke maatregel en eindigde op 30 september 2024. Het gaat om zo’n 1% van de tewerkgestelde gepensioneerden in de zorgsector in de periode van januari 2022 tot en met augustus 2024.
Bron: dit onderzoek is het resultaat van een analyse van de werkelijke gegevens van 1.331 werkgevers uit PC 330 (gezondheidsinrichtingen en –diensten) en PC 331 (Vlaamse kinderopvang), goed voor 61.784 werknemers. De steekproef focust op zorgsector.