Tussen de financiële crisis en de coronacrisis1zijn er in België ongeveer 610.000 jobs bijgekomen, waarvan meer dan een op de drie in de maatschappelijke dienstverlening, onderwijs en gezondheidszorg. In dezelfde periode verdwenen 188.000 banen in de sector van onder meer financiën, verzekeringen en de groothandel. Voor Philippe Ledent, expert-econoom bij ING en auteur van de studie, is deze verschuiving niet zonder gevolgen op macro-economisch niveau. Zij leidde tot een halvering van de groei van de productiviteit per werknemer op nationaal niveau en verminderde de groei van het gemiddelde uurloon met een kwart. Dit impliceert ook een aanzienlijke impact op de ontwikkeling van de toekomstige welvaartscreatie en de overheidsfinanciën.
Van 2008 tot 2019 werden in België netto 422.000 jobs gecreëerd (610.000 min 188.000). Er valt echter een sectorale verschuiving op (grafiek 1). De sector van de maatschappelijke dienstverlening heeft meer dan 90.000 jobs gecreëerd. In de vrij brede sector met zakelijke diensten aan ondernemingen (rechtskundige en boekhoudkundige dienstverlening, hoofdkantoren en adviesbureaus op het gebied van bedrijfsbeheer) en de sector die voornamelijk actief is in beveiliging en beheer van gebouwen (beveiligings- en opsporingsdiensten, diensten ivm gebouwen en landschapsverzorging) zijn er in dezelfde periode respectievelijk 89.400 en 70.100 jobs bijgekomen. Drie andere sectoren, met name onderwijs, gezondheidszorg en de uitzendsector (terbeschikkingstelling van personeel), zorgden elk voor ongeveer 60.000 jobs. Samen hebben deze zes sectoren, die in 2019 goed waren voor 39% van de totale werkgelegenheid in België, meer dan 430.000 banen gecreëerd.
Meer dan 93.000 nieuwe banen in de maatschappelijke dienstverlening
Van de sectoren met ten minste 50.000 werknemers, die 83% van de totale werkgelegenheid vertegenwoordigen, is de sector van de maatschappelijke dienstverlening de kampioen van alle categorieën in termen van werkgelegenheidsgroei, met meer dan 93.000 nieuwe banen tussen 2008 en 2019. Het is ook de vijfde belangrijkste sector in termen van werkgelegenheid in België (315.000 jobs in 2019). Deze sector omvat naast rust- en verzorgingstehuizen ook de opvang van gehandicapten, kinderen of vluchtelingen.
De industrie verliest 50.000 jobs
Daarentegen zijn vier van de sectoren met een werkgelegenheid van meer dan 50.000 in 2019 er in de verslagperiode op achteruitgegaan, met een nettoverlies van 70.000 banen. Het gaat om de landbouwsector (-9.200), financiële diensten en verzekeringen (-18.300), de vervaardiging van metaalproducten (exclusief machines en apparaten; -20.500) en de groothandel (exclusief handel in motorvoertuigen; -21.000).
“Deze cijfers tonen aan dat de industrie aan kracht blijft inboeten en dat de maatschappelijke sector2 in België de belangrijkste sector is qua werkgelegenheid. Dit geheel vertegenwoordigt meer dan eenmiljoen werknemers (of 22% van de totale werkgelegenheid) en heeft in de bestudeerde periode 213.000 jobs gecreëerd. Ter vergelijking: deze sector is in 2019 goed voor meer jobs dan de industrie en de bouw samen of ook de sector handel, vervoer en horeca. Dat was in 2008 helemaal nog niet het geval en het geeft een belangrijke wijziging in de Belgische economie weer” aldus Philippe Ledent, senior econoom ING België en auteur van de studie.
De resultaten van de ING-studie bevestigen ook de voortgaande tertiairisering van de economie. Daarmee wordt de verschuiving van de industriële bedrijven en beroepen naar de dienstverlenende sector bedoeld. Daarnaast is er ook de opkomst van nieuwe technologieën en de uitbesteding van taken in de commerciële sector, met de massale toename van juridische en boekhoudkundige activiteiten en bedrijfsondersteuning (160.000 nieuwe jobs).
“Dit weerspiegelt een trend – die niet nieuw is – van een hele reeks taken die vroeger in bedrijven werden uitgevoerd, maar nu steeds meer worden toevertrouwd aan organisaties die op dit gebied gespecialiseerd zijn.”
Sectorale verschuiving zorgt voor onevenwicht in overheidsfinanciën
De sectorale verschuiving van de werkgelegenheid heeft een aanzienlijk macro-economisch effect: de groei van de productiviteit per werknemer op nationaal niveau werd daardoor gehalveerd en het verminderde de groei van het gemiddelde uurloon met een kwart. Dit is een logisch gevolg, aangezien belangrijke sectoren die jobs verliezen (de industrie, de financiële sector en het verzekeringswezen) een productiviteit en een loonpeil hebben dat boven het Belgische gemiddelde ligt, terwijl er meer jobs bijkomen in sectoren waar de productiviteit en het loonpeil onder dit gemiddelde liggen (gezondheidszorg, administratie en onderwijs, overige diensten).
Volgens de econoom van ING moet men zich dan ook afvragen hoe in de toekomst welvaart zal worden gecreëerd. “Gezien de vergrijzing van de bevolking is het vrij onwaarschijnlijk dat de werkgelegenheidsgroei in de non-profitsector op korte termijn zal worden omgebogen. Het zou nochtans wenselijk zijn dat deze ontwikkeling gepaard gaat met een sterkere groei in sectoren met een hoge productiviteit (zoals in de sectoren juridische en boekhoudkundige dienstverlening en specialistische activiteiten, computerprogrammering en consultancy en installatie en reparatie van machines, die reeds de verhoging van de activiteit en de werkgelegenheid weten te combineren met een hogere productiviteit(sgroei) dan het nationale gemiddelde) en met inspanningen om de productiviteit in de non-profit op te krikken. Afgezien van productiviteitskwesties gaat het hier ook om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. De overwegend niet-commerciële sectoren, zoals onderwijs, gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening zijn geheel of gedeeltelijk afhankelijk van overheidsmiddelen. Indien de rest van de economie zich niet op dezelfde wijze ontwikkelt, zal hun groei onvermijdelijk de druk op de overheidsfinanciën doen toenemen.”
Bron: ING – De bestudeerde periode loopt van de financiële crisis (2008) tot 2019, net voor de coronacrisis en bestrijkt dus een volledige cyclus van de Belgische economie. Hoewel er reeds gegevens voor 2020 beschikbaar zijn, hebben wij ervoor gekozen deze hier buiten beschouwing te laten om ons te beperken tot een volledige conjunctuurcyclus, maar ook omdat de gevolgen van de coronacrisis voor de werkgelegenheid nog niet volledig zichtbaar zijn.