Als Belgisch statistiekbureau wil Statbel de impact van de Covid-19-crisis op de arbeidsmarkt mee in kaart brengen door snelle, indicatieve cijfers ter beschikking te stellen. Op basis van voorlopige resultaten uit de Enquête naar de Arbeidskrachten voor de maand juni van dit jaar, blijkt dat het aantal werkenden opnieuw stijgt in vergelijking met de maanden ervoor en in absolute cijfers zelfs terug het niveau benadert van net voor de start van de crisis. Ook de werkgelegenheidsgraad stijgt opnieuw en wordt voor juni geschat op 69,9%.
De stijgende tendens zien we wel uitsluitend in het Vlaamse en Brusselse Gewest. Daar bedraagt de werkgelegenheidsgraad in juni respectievelijk 75,5% voor Vlaanderen en 61,7% voor Brussel. In Wallonië daalt de werkgelegenheidsgraad in juni terug tot 62,7%, maar hier dient aan toegevoegd te worden dat het cijfer in de maand mei dan weer wel gestegen was, in tegenstelling tot in de andere twee gewesten.
IAB-werkloosheidsgraad stijgt voor de tweede maand op rij sinds begin van de gezondheidscrisis.
Terwijl de IAB-werkloosheidsgraad van 15-64-jarigen in de maanden maart en april nog geen al te grote impact leek te ondervinden van de crisis, zien we nu wel al twee opeenvolgende maanden een stijgende trend. Tussen april en juni evolueerde de werkloosheidsgraad voor België van 4,3% naar 5,3%. In Vlaanderen blijft de werkloosheidgraad weliswaar nog steeds op een laag niveau met 2,9%, maar in Brussel en Wallonië evolueert het cijfer tussen mei en juni duidelijk in stijgende lijn. In Brussel bedraagt de werkloosheidsgraad in juni 2020 12,9% en in Wallonië 7,7%.
Het gaat hier steeds om de werkloosheidsgraad volgens de definitie van het Internationaal Arbeidsbureau (IAB). Om als IAB werkloze beschouwd te worden moet aan drie criteria tegelijk voldaan zijn:
je hebt geen job
je bent actief op zoek naar werk
je bent beschikbaar om te beginnen werken binnen de twee weken.
Stijging van zowel werkgelegenheid als werkloosheid resulteert in daling van het aantal inactieven
Wanneer mensen geen job hebben en niet voldoen aan één van de bovenstaande criteria voor werkloosheid, dan worden zij volgens de definitie van het Internationaal Arbeidsbureau beschouwd als inactief. Waar we sinds het begin van de Covid-19-crisis een sterke stijging zagen van het aantal inactieven zien we in juni opnieuw een daling tot op het niveau van voor de crisis. Dit lijkt logisch in het licht van de hierboven beschreven tendensen, namelijk een stijging van zowel de werkgelegenheid als de werkloosheid.
Omdat bepaalde inactieven kenmerken hebben die sterk aanleunen bij die van de IAB-werklozen is het in de huidige context ook nuttig om de evolutie op te volgen bij een specifieke groep inactieven, namelijk zij die geen job hebben, wel beschikbaar zijn om te beginnen werken binnen de twee weken, maar niet actief op zoek zijn naar werk. In deze specifieke categorie zagen we de afgelopen maanden een forse stijging. Tussen de maand maart en de maand mei evolueerde dit aantal van 120.000 personen tot 175.000 personen, maar in juni zien we dat het terug daalt tot 146.000 personen. Wanneer deze personen aangeven terug actief naar werk te zoeken, dan verschuiven zij van inactiviteit naar werkloosheid. De daling van dit aantal zou dan ook gerelateerd kunnen zijn aan de stijging van het aantal werklozen.
Terugkeer op de werkvloer zet zich verder door in juni
Nog meer dan in maart, waar we ons slechts in twee van de vier referentieweken in lockdown bevonden, had de crisis een grote impact op de arbeidsduur in de maanden april en mei. In april 2020 had meer dan 44% van de werkenden tijdens de referentieweek waarover ze bevraagd werden minder dan gewoonlijk gewerkt of helemaal niet gewerkt. Het ging daarmee om 2,1 miljoen werkenden. In de maand mei zagen we al een eerste positief effect van de doorgevoerde versoepelingen en daalde het aantal tot zo’n 1,6 miljoen. In de maand juni zien we dat aantal nog verder dalen tot 1,1 miljoen werkenden die aangeeft minder gewerkt te hebben dan gewoonlijk. Daarmee gaat het nog steeds om bijna 400.000 personen meer dan in juni van 2019.
Enerzijds is er de groep van personen die aangeeft helemaal niet te hebben gewerkt tijdens de referentieweek. In juni 2020 gaat het om 527.000 personen, wat nog ongeveer 140.000 personen meer bedraagt dan in juni 2019. Ter vergelijking: op het hoogtepunt van de crisis in april 2020 ging het hier om 1.3 miljoen mensen. Daar waar in de maanden april en mei nog steevast verwezen werd naar tijdelijke werkloosheid als voornaamste reden voor de afwezigheid is dit in juni niet meer het geval. Ziekte, ongeval of tijdelijke arbeidsongeschiktheid is opnieuw de voornaamste reden. Al blijft de categorie van tijdelijke werkloosheid met 129.000 toch nog veel groter dan voor de crisis.
Anderzijds is er de groep personen die aangeeft minder te hebben gewerkt tijdens de referentieweek. Deze groep bestaat in juni 2020 uit 570.000 personen, of 248.000 personen meer dan in juni 2019. Op het hoogtepunt van de crisis in april 2020 bestond deze groep uit 760.000 personen. Ook hier is tijdelijke werkloosheid niet meer de voornaamste reden die men aangeeft om minder te hebben gewerkt, maar het aantal blijft met 128.000 personen toch nog beduidend groter dan voor de crisis.
Gemiddelde effectieve arbeidsduur per week nog steeds 2 uur lager dan voor de gezondheidscrisis
De bovenstaande evolutie vertaalt zich ook in een stijging van het gemiddeld aantal gewerkte uren per week ten opzichte van de maanden april en mei. In juni 2020 presteerden werkenden gemiddeld 31,4 uur per week in hun hoofdjob, ten opzichte van 23,8 uur in april en 27,4 uur in mei. In vergelijking met juni van het jaar 2019 werkt men gemiddeld genomen echter nog steeds 2 uur per week minder.