De loonkloof tussen vrouwen en mannen bedraagt 9,2%. Zonder correctie voor arbeidsduur verdienen vrouwen gemiddeld 23,1% minder dan mannen. Dat is een lichte daling ten opzichte van het voorgaande jaar toen die cijfers nog respectievelijk 9,4% en 23,4% bedroegen. Om de loonkloof te laten verdwijnen moet het beleid een versnelling hoger schakelen.
Het loonkloofrapport 2021 is een uitgebreid rapport. Om de vier jaar publiceert het Instituut een loonkloofrapport met de volgende indicatoren: beroep, de sector van tewerkstelling, het type contract, de arbeidsduur, de regio van tewerkstelling, de scholingsgraad, anciënniteit, leeftijd, burgerlijke staat, de gezinssamenstelling en de nationaliteit. Deze variabelen ‘verklaren’ samen nog altijd maar een deel van de loonkloof (49,4%).
De cijfers uit het rapport 2021 wijzen ook op een groeiende precarisering van banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Het gaat dan om mensen die een laag loon combineren met deeltijds werk. Binnen deze groep zijn vrouwen nog kwetsbaarder dan mannen. Bij vrouwen en mannen die tewerkgesteld zijn in een arbeidersstatuut in de privésector loopt de loonkloof op tot 20,3% gecorrigeerd voor arbeidsduur en 43,0% als er niet gecorrigeerd wordt.
“De gemiddelde lonen van arbeidsters liggen gewoon te laag,” verduidelijkt Liesbet Stevens, adjunct-directeur van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen. “In de privésector verdient een gemiddelde arbeidster maar 15.500 euro bruto per jaar. Omgerekend naar voltijdse equivalenten is dat nog geen 26.000 euro bruto per jaar. Daar kunnen vrouwen geen economische en financiële onafhankelijkheid mee opbouwen. En dan hebben we het voor alle duidelijkheid, over de lonen van vóór de Covid19-crisis. Hoe moeten mensen daar reserves mee opbouwen om de klappen op te vangen als het slechter gaat?” 70% van de arbeidsters werkt deeltijds. Dikwijls gaat het dan om onzekere banen in de distributie, of de schoonmaak, met moeilijke uurroosters die niet te combineren zijn met ander werk en weinig perspectieven.
Ook de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg benadrukt dat: “Nog los van het wegwerken van de loonkloof moet een duurzame, zo voltijds mogelijke tewerkstelling van mannen en vrouwen worden nagestreefd. We mogen niet vergeten dat de cijfers in het rapport betrekking hebben op het datajaar 2018. De werkzaamheidsgraad heeft sindsdien zware klappen gekregen. Een gelijke deelname aan het arbeidsproces is tegelijk een gevolg van en een belangrijke voorwaarde voor meer gelijkheid tussen vrouwen en mannen.”
Staatssecretaris voor Gendergelijkheid Sarah Schlitz vult aan: “Gelijk loon is essentieel voor de financiële onafhankelijkheid van vrouwen, met andere woorden de vrijheid om te kunnen kiezen hoe ze hun leven willen leiden. Nu staat de ongelijke taakverdeling binnen de gezinnen nog te vaak in de weg. Als de zorg vooral op de schouders van vrouwen rust, belet hen dat een carrière uit te bouwen zoals zij dat zouden willen. Die ongelijkheid wil ik aanpakken. Het verdubbelen van het geboorteverlof voor vaders, meemoeders en mee-ouders was een eerste stap. Ik ben ook van plan de Wet op de loonkloof van 2012 te versterken om ze doeltreffender te maken.”
Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen werkt voor de voorbereiding en de samenstelling van de loonkloofrapportages samen met de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, Statbel (AD Statistiek – Statistics Belgium), de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en het Federaal Planbureau.
Bron: Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen