Een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd die niet vooraf op schrift is gesteld, valt onder de regels van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, aldus artikel 9, tweede lid, van de Arbeidsovereenkomstenwet. Zodra een eerste arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd wordt opgesteld zonder voorafgaand geschrift, gelden de regels van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zolang daaraan geen einde is gemaakt, legt advocaat Willy van Eeckhoutte uit.
Dat op die eerste arbeidsovereenkomst nog verschillende arbeidsovereenkomsten voor een bepaalde tijd volgden, waarvan sommige wel, andere niet op schrift werden gesteld en dat de werknemer dat altijd heeft aanvaard, kan niet worden beschouwd als een verzaking van de werknemer zich te beroepen op de wettelijke bescherming van artikel 9 van de Arbeidsovereenkomstenwet. Die bepaling is immers dwingend ten voordele van de werknemer, zodat de werknemer de bescherming die zij biedt, niet kan verzaken vóór de arbeidsovereenkomst een einde heeft genomen.
Als de laatste arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd niet schriftelijk werd vastgelegd, dan volgt uit het feit dat na het verstrijken van de duur van die overeenkomst geen arbeid meer werd verschaft aan de werknemer, dat de werkgever de arbeidsovereenkomst onregelmatig heeft beëindigd en dus recht heeft op een opzeggingsvergoeding.
Dat is, kort samengevat, wat men kan afleiden uit het cassatiearrest S.13.0116.F van 8 september 2014. De zaak had betrekking op opeenvolgende overeenkomsten voor tewerkstelling van studenten, maar dat was op zich niet relevant voor het arrest. De zaken zouden mogelijk anders gelegen hebben als de laatste arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd wel op schrift was gesteld.