In zijn advies nr. 2.146 spreekt de Raad zich gunstig uit over een ontwerp van koninklijk besluit dat ertoe strekt het pleegouderverlof, dat door de wet van 6 september 2018 is ingevoerd in de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, gelijk te stellen met effectief gepresteerde arbeids- dagen voor de berekening van het enkel en dubbel vakantiegeld.
Bij de adviesaanvraag van Minister W. Beke is de budgettaire raming gevoegd m.b.t. de maatregel waarin dat ontwerp van koninklijk besluit voorziet, door de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie (RJV) voor vakantiejaar 2020 (vakantiedienstjaar 2019) gemaakt voor de arbeiders, alsook het advies van de Inspecteur-generaal van Financiën en een brief van de minister van Begroting waarin wordt gepreciseerd dat die laatste rekening houdend met die budgettaire impact het ontwerp van koninklijk besluit heeft goedgekeurd.
De Raad heeft het ontwerp van koninklijk besluit waarover advies wordt gevraagd en de daarbij gevoegde documenten betreffende de budgettaire raming van de maatregel aandachtig bestudeerd.
Hij stelt eerst en vooral vast dat het recht op pleegouderverlof, dat aan de pleegouder die naar aanleiding van een plaatsing in het kader van een langdurige pleegzorg een minderjarig kind in zijn gezin onthaalt, een verlof toekent, is vastgelegd in artikel 30 sexies van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, dat ingevolge een wetgevingsinitiatief werd ingevoegd door de wet van 6 september 2018.
Dat recht op pleegouderverlof komt bovenop het recht op pleegzorgverlof dat wordt toegekend door artikel 30 quater van de bovenvermelde wet van 3 juli 1978.
Dat recht op pleegouderverlof wordt per ouder toegekend voor een periode van maximum zes weken. Dat recht wordt vanaf 1 januari 2019 en tot 1 januari 2027 om de twee jaar opgetrokken met een week voor beide pleegouders samen.
Hij betreurt in dat verband ten zeerste dat hij niet werd geraadpleegd over dat initiatief, terwijl de materie toch rechtstreeks de bevoegdheden van de Raad aanbelangt, en dit in weerwil van het rapport nr. 76 van 15 december 2009 waarin de Raad omtrent de wenselijkheid van het invoeren van een nieuw verlofrecht een aantal aanbevelingen formuleerde als leidraad voor de wetgever, teneinde een globale en samenhangende benadering van de verschillende verlofstelsels te vrijwaren.
Zo werd onder meer gewezen op de noodzaak om een nauwkeurige berekening te maken van de budgettaire impact van de maatregel, teneinde een budgettaire responsabilisering in te voeren. Er moet immers worden nagegaan of de kost die de creatie van het recht met zich brengt, rekening houdt met de eventuele beschikbare budgettaire ruimte, of er voorzien is in een compensatie van de kost wat de sociale zekerheid betreft en of de kost niet wordt afgewenteld op de werkgevers en de werk- nemers.
De Raad gaat akkoord met de gelijkstelling in het stelsel van jaarlijkse vakantie van het pleegouderverlof met gepresteerde arbeidsdagen. Zoals in zijn eerdere eenparige adviezen nrs. 1.694 en 1.736 betreffende de gelijkstelling van het pleegzorgverlof met gewerkte dagen in de verschillende takken van de sociale zekerheid, dringt hij er ook op aan dat specifieke bepalingen gebaseerd op evenredigheid worden aangenomen voor werknemers die tewerkgesteld zijn in atypische arbeidsregelingen, met inbegrip van de deeltijdse werknemers.
Bron : Nationale Arbeidsraad