Op 23 april 2019 hebben de Nationale Arbeidsraad (NAR) en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) en het Algemeen Beheerscomité voor het Sociaal Statuut der Zelfstandigen (ABC) zich – zoals wordt voorgeschreven in de artikels 5, 6, 72, 73, 73bis en 73ter van de wet van 23 december 2005 betreffende het Generatiepact – unaniem uitgesproken over de vaststelling en de verdeling van de beschikbare welvaartsenveloppe van de socialezekerheids- en socialebijstandsuitkeringen voor 2019-2020.
In het eerste deel van het advies wordt de beschikbare enveloppe vastgesteld zoals de wet het voorschrijft. De cijfers die het Federaal Planbureau berekende waren hiervoor het vertrekpunt, maar deze werden daarna gecorrigeerd voor de 80 miljoen euro die de regering in 2018 al op de welvaartsenveloppe voorafnam om bepaalde uitkeringen (voornamelijk in de bijstand) te verhogen. Rekening houdend met deze voorafname bedraagt de totaal beschikbare enveloppe voor de drie stelsels samen in 2019 en in 2020 respectievelijk 283,5 miljoen euro en 724,4 miljoen euro.
De voorstellen van maatregelen tot invulling van de beschikbare welvaartsenveloppe voor 2019-2020 worden beschreven in punt 2 van het advies. In dat tweede deel van het advies hebben de Raden en het ABC ernaar gestreefd om de welvaartsvastheid van de uitkeringen te garanderen, rekening houdend met het verzekerings- en solidariteitsprincipe. Ze willen ook de armoedekloof verder dichten en oplossingen bieden voor specifieke situaties van behartenswaardige gevallen – in het bijzonder de situatie van alleenstaande ouders – zonder dat daarbij opnieuw werkloosheids- en inactiviteitsvallen ontstaan. De Raden en het ABC hebben er ook op gelet dat ze met hun maatregelen geen bijkomende verschillen creëren tussen het stelsel van de zelfstandigen en het stelsel van de werknemers.
In bijlage 1 van het advies wordt een overzicht gegeven van alle maatregelen, maar een aantal speerpunten zijn de volgende:
Een belangrijk deel van de enveloppe wordt aangewend om de minimumuitkeringen en de forfaits te verhogen. In de meeste gevallen worden deze, zowel in het werknemers- als in het zelfstandigenstelsel, verhoogd met 2,4112%. Een uitzondering hierop is de tak werkloosheid, waarin omwille van het hoge armoederisico voor een aantal categorieën een extra inspanning wordt geleverd. Om geen nieuwe werkloosheidsvallen te creëren stellen de Raden een oplossing voor betreffende de berekening van de degressiviteit van de uitkeringen.
Vanuit de optiek van armoedebestrijding enerzijds en een betere combinatie van werk en zorg anderzijds stellen de Raden ook voor om bepaalde uitkeringen verder te verhogen tot boven de armoedegrens. Het gaat met name om de thematische verloven (ouderschapsverlof, medisch zorgverlof en palliatief verlof) voor alleenstaande ouders die hun loopbaan schorsen of verminderen voor de zorg van hun kind.
In het werknemersstelsel worden de meeste plafonds voor de berekening van de uitkeringen verhoogd met 1,1%, wat overeenkomt met de loonnorm 2017-2018. Een uitzondering zijn de pensioenen, waarvoor het berekeningsplafond wordt verhoogd met 1,7%. Dit laatste werd gedaan om het verzekeringsprincipe in deze tak te versterken.

Verder worden de pensioenen, ziekteuitkeringen, uitkeringen voor arbeidsongeschiktheid en beroepsziekte die vijf jaar eerder zijn ingegaan met 2% verhoogd. De oudste uitkeringen (ingegaan voor 2010) stijgen met 0,785% voor de pensioenen en met 0,8% in de takken ziekte- en invaliditeitsverzekering (ZIV), arbeidsongevallen en beroepsziekten.
Ook het vakantiegeld van de gepensioneerde werknemers en de inhaalpremie voor werknemers en zelfstandigen met een ZIV-uitkering worden substantieel verhoogd.
In het kader van de voorafname die de regering deed op de welvaartsenveloppe kreeg de sociale bijstand reeds op 1 juli 2018 een aantal verhogingen: het leefloon en de inkomensvervangende tegemoetkoming (IVT) voor gezinshoofden werden verhoogd met 3,4% en de inkomensgarantie voor ouderen/het gewaarborgd inkomen bejaarden (IGO/GIB- uitkering) werd verhoogd met 1,2%. De Raden en het ABC stellen daarom voor om het leefloon en de IVT zodanig te verhogen dat de totale verhoging in 2020 ten opzichte van het huidige bedrag 3,25% bedraagt voor samenwonenden en alleenstaanden en 1,25% voor gezinshoofden. De IGO en het GIB worden zodanig verhoogd dat de totale verhoging in 2020 1,2% bedraagt ten opzichte van de huidige situatie.
Tot slot dringen de Raden en het ABC er bij de regering en het parlement op aan om alle maatregelen uit dit unaniem advies correct uit te voeren. Tijdens haar contact met de G10 op 27 maart 2019 heeft de regering zich daartoe alvast geëngageerd.
Het advies is beschikbaar op de website van de Raden en van het ABC.
Bron: NAR