De arbeidsparticipatie van vrouwen en mannen groeit de afgelopen jaren naar elkaar toe, maar de evolutie naar een gelijke verdeling van het werk thuis verloopt veel trager. Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen update zijn statistieken om een beter inzicht te geven in de redenen hierachter. Hoewel bijna evenveel mannen als vrouwen aangeven dat ze moeilijkheden ondervinden om werk en gezin goed te combineren, doen mannen veel minder vaak concrete aanpassingen om die combinatie haalbaar te maken.
Bijna de helft van de vrouwen met jonge kinderen (46%) doet aanpassingen, tegenover maar 22% van de mannen in dezelfde situatie. Meestal gaat het om minder uren werken: 24% van de jonge moeders neemt die beslissing, tegenover 6% van de jonge vaders.
Naast geslacht spelen ook arbeidsstatuut en scholingsniveau hierin een grote rol: jonge vaders die als zelfstandige werken, passen tweemaal vaker hun werk aan (28%) dan arbeiders (14%). Hetzelfde geldt voor hooggeschoolden. 28% van de hooggeschoolde jonge vaders maakt aanpassingen, tegenover 14% van de laaggeschoolden. Ook bij moeders kan dat patroon worden teruggevonden, al zijn de verschillen minder uitgesproken.
In een Europese vergelijking situeert België zich in de middenmoot. 81% van de Belgische vrouwen doet dagelijks huishoudelijk werk, tegenover 33% van de Belgische mannen. De verschillen tussen de Europese lidstaten liggen op dit vlak vooral in het gedrag van mannen. Vrouwen zorgen overal voor het huishouden, mannen niet. Finland, Letland, Zweden en Denemarken voeren de ranking aan. Daar is meer dan de helft van de mannen dagelijks met huishoudelijk werk bezig. Hekkensluiters zijn Kroatië, Bulgarije en Hongarije met minder dan 15% van de mannen die zich over het huishouden ontfermen.
De zorgkloof verklaart grotendeels het verschil in deeltijdse arbeidsgraad: 45% van de vrouwen werkt deeltijds, tegenover 12% van de mannen. “Dat vrouwen vaker dan mannen deeltijds werken is op zich natuurlijk geen discriminatie,” verduidelijkt Liesbet Stevens, adjunct-directeur van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen. “Maar het is wel een symptoom van ongelijkheid in de verdeling van zorgtaken. Deeltijds werk is één van de grote obstakels voor gendergelijkheid op de arbeidsmarkt en één van de belangrijkste oorzaken van de loonkloof. Een betere zorgverdeling is eigenlijk voor iedereen goed: moeders krijgen betere kansen op de arbeidsmarkt en een beter inkomen, vaders krijgen meer ruimte om thuis te zijn en het neemt ook een stuk de druk van gezinnen weg.”
De nieuwe regering belooft het geboorteverlof voor vaders en meemoeders op te trekken tot 20 dagen. Het Instituut juicht een dergelijke maatregel zonder meer toe. Het opnemen van geboorteverlof verplicht maken, moet bovendien de druk verminderen om het werk te laten primeren. Een onderzoek van 2010 toonde immers aan dat vaders hun geboorteverlof niet altijd helemaal opnemen.
Sinds februari van dit jaar is het Instituut bevoegd voor vaders en meemoeders die gediscrimineerd worden op grond van hun ouderschap.
Bron : Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen