Het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) betreurt dat het wetsvoorstel tot opschorting van de opzeggingstermijnen betekend door de werkgever voor of tijdens de periode van tijdelijke schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst omwille van overmacht ingevolge de COVID-19-crisis vandaag in de Commissie Sociale zaken, werk en pensioenen van de Kamer van Volksvertegenwoordigers werd goedgekeurd in tweede lezing.
Het VBO klaagt aan dat het algemene rechtsbeginsel van niet-terugwerkende kracht van de wet zoals vastgelegd in artikel 1 van ons Burgerlijk Wetboek niet wordt nageleefd en dat de nieuwe maatregelen van toepassing zijn op ondernemingen die hun activiteiten nog niet hebben kunnen hernemen.
Bedrijven maken momenteel een historische crisis door. Uit een studie van de Economic Risk Management Group (ERMG) blijkt dat reeds ongeveer 75.000 ondernemingen in moeilijkheden zitten. De meesten onder hen worden geconfronteerd met cashflowmoeilijkheden en zullen mogelijks op langere termijn ook te maken krijgen met solvabiliteitsproblemen, wat de komende maanden kan leiden tot een belangrijke toename van het aantal faillissementen. Die economische moeilijkheden zullen bij de meeste activiteiten nog lang aanslepen. Winstgevende activiteiten zullen in veel segmenten niet mogelijk zijn. Het is jammer dat werkgevers geconfronteerd worden met allerlei juridische onzekerheden en met onvoorziene ontslagkosten.
De overgrote meerderheid van de bedrijven heeft de wetgeving correct toegepast en kon op het moment van het ingaan van de tijdelijke werkloosheid als gevolg van COVID-19 niet inschatten dat door de zeer ingrijpende gevolgen van het coronavirus ontslagen onafwendbaar waren. Zij hebben de wettelijke regels correct toegepast en maakten geen oneigenlijk gebruik van de wetgeving. Die stabiliteit van de regelgeving is cruciaal om te kunnen en durven ondernemen. Indien constructies worden opgezet waarbij werknemers in tijdelijke werkloosheid worden gezet met de enige bedoeling om op ontslagkosten te besparen, dan moet de overheid dat soort misbruiken aanpakken. Aan de andere kant is het onevenredig om de bedrijven, die gehandeld hebben binnen het wettelijke kader, een wetswijziging met terugwerkende kracht van meer dan twee maanden op te leggen, met alle schadelijke gevolgen van dien inzake solvabiliteit en cashflow.
“Het VBO deed tijdens de besprekingen over het wetsvoorstel verschillende tegenvoorstellen en betreurt dan ook ten zeerste dat er met geen enkel van die voorstellen rekening werd gehouden. Deze maatregel is een gemiste kans om de ondernemingen zuurstof te geven. Hij zal het herstel van de economische activiteit in ons land verder bemoeilijken, met mogelijk meer faillieten tijdens en na de zomer, en dus een groter risico op permanente werkloosheid tot gevolg”, aldus Monica De Jonghe, directeur-generaal van het VBO.
Bron: VBO