Door de coronacrisis herzien veel Belgische ondernemingen hun investeringsplannen en een grote meerderheid stelt ze uit. Dat blijkt uit de meest recente wekelijkse enquête die wordt uitgevoerd in opdracht van de ERMG. De bevraagde ondernemingen geven aan dat hun omzetverlies en solvabiliteits- en liquiditeitsproblemen op ongeveer hetzelfde niveau als de afgelopen weken zijn gebleven. Wat de perceptie van het risico op een faillissement betreft, neemt het verschil tussen de bedrijfstakken toe, en schatten bepaalde bedrijfstakken in het bijzonder (zoals de branche ‘kunst, amusement en recreatie’) het risico hoger in dan de voorbije weken.
Voor de derde week op rij voerden een aantal federaties die de ondernemingen en zelfstandigen vertegenwoordigen (BECI, NSZ, UNIZO, UWE en VOKA) een enquête uit. Dat initiatief wordt gecoördineerd door de NBB en het VBO. De bedoeling is om de gevolgen van de coronacrisis op de economische bedrijvigheid in België en op de financiële gezondheid van de Belgische ondernemingen op wekelijkse basis te beoordelen. Deze week hebben in totaal 5 005 ondernemingen en zelfstandigen geantwoord op de enquête.
De verschillen tussen de gewesten blijven klein maar de verschillen tussen de bedrijfstakken worden groter.
De omzetdaling die de bevraagde ondernemingen melden blijft aanzienlijk en komt overeen met het gemiddelde van de voorbije drie weken. Rekening houdend met de omzet van de ondernemingen en het gewicht van de bedrijfstakken in de Belgische economie, bedraagt de gepercipieerde omzetdaling gemiddeld 34 %. De geschatte impact is opnieuw sterk vergelijkbaar tussen de gewesten, al is ze iets kleiner in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest omdat de relatief minder sterk getroffen branche van de financiële activiteiten en verzekeringen een groter aandeel heeft in de toegevoegde waarde van de Brusselse economie.
Het aandeel bevraagde ondernemingen dat met liquiditeitsproblemen kampt, bleef in vergelijking met vorige week in dezelfde orde van grootte. Het daalde van 46 % tot 41 %, wat in absolute termen nog steeds hoog is. In de enquête van deze week gaf 9 % van de bevraagde ondernemingen aan dat ze hun liquiditeitspositie de komende vier weken niet kunnen handhaven en dat percentage stijgt tot 38 % als drie maanden vooruit wordt gekeken.
Het percentage bevraagde ondernemingen dat het risico op een faillissement hoog (waarschijnlijk of heel waarschijnlijk) inschat, bleef ook min of meer constant op 7 % tegen 8 % vorige week. De antwoorden verschillen evenwel sterk tussen de bedrijfstakken. Terwijl het risico op een faillissement relatief laag wordt ingeschat in de meeste bedrijfstakken, wordt het in de horeca en de branche ‘kunst, amusement en recreatie’2 gemiddeld beduidend hoger ingeschat.
Over het algemeen schatten kleine ondernemingen de negatieve gevolgen groter in, zowel wat liquiditeitsproblemen, het risico op een faillissement, de omzetdaling als de graad van bezorgdheid betreft. Ter illustratie: binnen onze steekproef beschouwt 10 % van de bevraagde bedrijven met minder dan tien werknemers een faillissement als waarschijnlijk of zeer waarschijnlijk, tegenover minder dan 1 % van de ondernemingen met meer dan 250 werknemers. Dit kan uiteraard niet los worden gezien van de bedrijfstakken waarin die ondernemingen overwegend actief zijn.
Meer dan een op twee van de bevraagde ondernemingen maakt nu gebruik van tijdelijke werkloosheid en dat aandeel is met ongeveer 5 procentpunten gestegen in vergelijking met vorige week. De horeca valt het vaakst terug op tijdelijke werkloosheid. Drie op de vier ondernemingen in die bedrijfstak maken er momenteel gebruik van. Het aandeel bevraagde ondernemingen dat actief is in de industrie (ongerekend de bouw) en dat gebruik maakt van het systeem van tijdelijke werkloosheid, is overigens ook aanzienlijk gestegen de afgelopen drie weken, van 59 % toen deze enquête voor het eerst werd uitgevoerd (27 maart tot 2 april) tot 65 % de voorbije week.
De overgrote meerderheid van de investeringen wordt uitgesteld.
De bezorgdheid bij de bevraagde ondernemingen neemt niet af in vergelijking met de vorige enquête. Op een schaal van 1 (weinig ongerust) tot 10 (zeer ongerust) beoordelen de bevraagde ondernemingen hun ongerustheid op 7,2 tegen 7,1 vorige week en 7,0 twee weken geleden. De onderliggende onzekerheid heeft er waarschijnlijk toe geleid dat de ondernemingen sommige investeringsplannen uitstellen. Met name een derde van de bevraagde ondernemingen heeft geplande investeringen uitgesteld tot een latere datum in 2020 of 2021 en een derde van hen heeft ze voor onbepaalde tijd uitgesteld. Binnen onze steekproef houdt slechts een op de acht ondernemingen vast aan haar investeringsplannen.
Bronnen: BECI, VBO, NSZ, UNIZO, UWE, VOKA, NBB