In mei 2020 worden er in heel wat bedrijven weer sociale verkiezingen georganiseerd. Bijna 9 op 10 werkgevers vindt de huidige procedure van 150 dagen om de sociale verkiezingen te organiseren te lang. Dat blijkt uit een bevraging van Acerta naar de houding van ondernemingen tegenover de bestaande Belgische overlegstructuren en werknemersvertegenwoordiging.
De procedure van de sociale verkiezingen – die nu 150 dagen duurt – zou korter moeten volgens werkgevers. 1 op 4 (26 %) denkt dat het in 30 dagen moet af te handelen zijn. 41 % mikt op de helft van de huidige periode, zijnde 75 dagen. De frequentie van de verkiezingen – om de 4 jaar – vindt een kleine helft (48 %) van de werkgevers dan weer prima, 41 % zou voorstander zijn van sociale verkiezingen om de 6 jaar.
Vakbondsafvaardiging wordt als nuttig ervaren
Naast een ondernemingsraad en/of comité voor preventie en bescherming op het werk, is er als overlegorgaan in veel bedrijven ook een vakbondsvertegenwoordiging.
25 % van de ondernemingen met minder dan 100 werknemers, als ze de volledig vrije keuze zouden hebben, zouden er nog altijd voor kiezen om een afvaardiging te hebben. In ondernemingen met meer dan 100 werknemers zou, mocht de keuze vrij zijn, 55 % hoe dan ook ‘ja’ zeggen tegen een vakbondsafvaardiging en in bedrijven met meer dan 500 werknemers zelfs 65 %.
Marlies Santermans, Projectleider Sociale Verkiezingen: “In kleine ondernemingen is de lijn tussen werkgever en werknemer vanzelf kleiner. Maar dan nog zou 1 op 4 gewonnen zijn voor vakbondsafgevaardigden in het bedrijf. Ook zij zien een rol weggelegd voor de vakbonden als kanaal voor overleg met de medewerkers.”
Elke maand structureel overleg
Ondernemingen respecteren de door de Wet opgelegde frequentie voor het overleg in de ondernemingsraad en het comité voor preventie en bescherming op het werk. 21 % komt minstens 12 keer per jaar samen, 25 % 11 keer en 39 % 10 keer. De vakantieperiodes daar gelaten, wordt er dus zo goed als maandelijks officieel overlegd tussen werkgevers en werknemers. “Wat ons verder nog opviel in de resultaten van de bevraging onder de werkgevers, was dat onderhandelingen over CAO’s vooral gebeuren met de leden van de vakbondsafvaardiging en eerder niet met de secretaris van de vakbond. Die laatste speelt in 60 % van de gevallen een beperkte rol; in 37 % van die gevallen wordt hij/zij zelfs enkel betrokken bij de ondertekening van de CAO. Wellicht schatten wij als hr-partner de rol van de secretaris (of vrijgestelde) hoger in, omdat wij vooral dan betrokken worden wanneer er heikele thema’s te bespreken zijn en dat zijn wellicht ook de momenten dat de secretaris erbij wordt gehaald.”
Werkgever communiceert zelf over het overleg
Opmerkelijk ten slotte is dat de werkgever de meest actieve rol opneemt in de communicaties naar de werkvloer over de resultaten van het overleg in ondernemingsraad en comité voor preventie en bescherming op het werk: 43 % van de werkgevers staat zelf in voor de brede communicatie; 35 % communiceert samen met de werknemersafvaardiging – in grote ondernemingen is deze rolverdeling populairder -, 15 % van de werkgevers laat de communicatie aan de werknemersafvaardiging over.
Methodologie: 324 respondenten uit kleine, middelgrote en grote bedrijven namen deel aan de bevraging die werd afgenomen tussen december 2018 en januari 2019. De deelnemers bekleden een van de volgende functies: CEO, hr-directeur, hr-business partner, hr-manager of payrollverantwoordelijke.