Zowel de publicatie in het Belgisch staatsblad van de nieuwe CO2-referentie-uitstoot als de goedkeuring van een wetsvoorstel, zorgen ervoor dat de bedrijfswagens vanaf 2021 duurder worden. Deze referentie-CO2-uitstoot is één van de bepalende factoren voor de berekening van het belastbaar voordeel van alle aard (VAA), of wat een werknemer betaalt voor het privégebruik van de bedrijfswagen. Mimimaal kost het privégebruik u 57 € per maand, maar vaak meer. Door een daling van de referentie-CO2-uitstoot, stijgt het belastbaar voordeel van alle aard (VAA). Hierdoor wordt er meer bedrijfsvoorheffing ingehouden. Werknemers (en bedrijfsleiders) houden netto iets minder over.
Het nieuwe jaar luidt ook nieuwe referentie-waarden in. Deze liggen lager wat er op wijst dat de nieuw ingeschreven wagens meer duurzaam en zuiniger worden.
Voor alle brandstoftypes stellen we een forse daling vast in vergelijking met de voorgaande jaren. Werknemers en bedrijfsleiders zullen hierdoor meer belastingen moeten betalen op het voordeel van alle aard, verbonden aan het privégebruik van hun bedrijfswagen.
Voor het inkomstenjaar 2021 geldt de basis-CO2-coëfficiënt van 5,5% voor een referentie-uitstoot van 84 gr/km voor dieselvoertuigen (in plaats van 91 gr/km voor inkomstenjaar 2020); of van 102 gr/km voor wagens met benzine-, LPG- of aardgasmotor (in plaats van 111 gr/km voor inkomstenjaar 2020).
Privégebruik bedrijfswagen kost mimimaal 57€ per maand
Voor 2021 geldt ook een nieuwe ondergrens voor het belastbaar VAA, nl. 1.370 EUR,. Dit betekent dat een bedrijfswagen u, rekening houdend met een gemiddeld belastingtarief van 50%, netto minstens 57€ per maand kost. Dit geldt vooral voor meer bescheiden auto’s of wagens met een lagere CO2-uitstoot.
Deze ondergrens geeft echter geen extra stimulans om verder te zoeken naar een wagen met een lagere CO2 uitstoot, aangezien dit voor de werknemer geen fiscaal voordeel meer oplevert. We geven een overzicht van de factoren die spelen.
Belasting een combinatie van cataloguswaarde, ouderdom en CO2 uitstoot
Sinds 2012 wordt het belastbaar VAA voor het privégebruik van een bedrijfswagen berekend op basis van een specifieke formule met 3 componenten. “We passen daarbij een CO2-coëfficiënt toe op 6/7de van de cataloguswaarde van de auto en maken een correctie in functie van de ouderdom van de auto,” stelt Veerle Michiels, mobiliteitsexpert bij SD Worx. De CO2-coëfficiënt bedraagt standaard 5,5% en verhoogt met 0,1% (tot maximum 18%) per gram CO2-uitstoot boven de referentie-uitstoot. De basiswaarde kan anderzijds ook met 0,1% verminderen (tot het minimum van 4% bereikt is), per gram CO2 die de wagen minder uitstoot dan de referentiewaarde. “Deze formule heeft als ontmoedigend effect dat elektrische auto’s, die helemaal geen CO2 uitstoten, fiscaal gezien potentieel zeer prijzig blijven door hun hoge cataloguswaarde. Dat geldt ook voor de échte (plug-in) hybrides, die een zeer lage CO2-uitstoot hebben. Maar voor wagens op fossiele brandstof stelde zich de voorbij twee jaren een ander effect. Door de stijging van de referentie-uitstoten voor alle brandstoftypes, daalde de CO2-coëfficiënt en dus ook het VAA. Dat kan dus niet meer gebeuren door de goedkeuring van een wetsvoorstel dat de bevriezing van de referentie-uitstoten regelt.”
Nieuw vanaf 1 januari: de bevriezing van de referentie-uitstoten
De CO2-referentie-uitstoot wordt jaarlijks herzien en berekend in functie van de evolutie van de gemiddelde CO2-uitstoot van de nieuw ingeschreven wagens.
Enkel wanneer het resultaat lager is dan de referentiewaarden van het voorgaande kalenderjaar, zal men de nieuw berekende waarden in de berekeningsformule toepassen (meteen ook de maximumnorm voor het volgende jaar. Zo worden de referentie-waarden van 2021 meteen ook de maximumnorm voor 2022. Is het resultaat hoger, dan hanteert men de referentiewaarden van het voorgaande kalenderjaar
De referentie-CO2-uitstoten zullen vanaf 1 januari enkel gelijk kunnen blijven of dalen. Het belastbaar voordeel kan dan alleen nog gelijk blijven of stijgen, als de andere factoren in de berekeningsformule gelijk blijven. De toepassing van de ouderdomsfactor op de cataloguswaarde van de wagen zal het effect van de voorgestelde aanpassing enigszins verzachten.
Pas op voor WLTP bij nieuwe wagen
De CO2-uitstoot van een wagen wordt sinds 1 september 2018 gemeten volgens de WLTP-methode. WLTP staat voor “Worldwide harmonised Light vehicles Test Procedure”. De resultaten van deze nieuwe testprocedure sluiten nauwer aan bij de realiteit dan die volgens de tot dan gebruikte NEDC-methode (New European Driving Cycle). De verbruiks- en uitstootcijfers zullen daardoor gemiddeld met 20% stijgen. Tot en met 2020 waren autoconstructeurs verplicht de WLTP-waarde om te rekenen naar de (doorgaans voordeliger) NEDC 2.0-waarde. Vanaf 2021 is dit voor de meeste wagentypes geen verplichting meer, maar wel een optie. Hierdoor zullen we stelselmatig meer wagens zien die ingeschreven worden met alleen een WLTP-waarde op het gelijkvormigheidsattest. In dat geval moet de werkgever de WLTP-waarde gebruiken voor de berekening van het belastbaar VAA. Deze zullen hierdoor stijgen.
Wordt WLTP verplicht?
Wanneer het gelijkvormigheidsattest beide waarden vermeldt, heeft de werkgever volgens de huidige stand van de regelgeving de keuze. De werkgever kan dus opteren voor de lagere NEDC 2.0-waarde – op voorwaarde dat die mee vermeld staat. Maar de vraag is hoelang de overheid dit nog zal toestaan. “Als de regering zou beslissen om WLTP voortaan als norm te nemen voor de berekening van het belastbaar VAA, zal dat de bedrijfswagens fors duurder maken”, zegt Veerle Michiels. “Dat zou niet alleen gevolgen hebben voor het VAA waarop de werknemer wordt belast, maar ook voor de fiscale aftrekbaarheid van de autokosten voor de werkgever én voor de CO2-solidariteitsbijdrage die de werkgever verschuldigd is aan de RSZ.”
Mobiliteitsbudget of Flexibel verlonen
Werknemers en werkgevers hebben er nochtans baat bij om te kiezen voor wagens die relatief weinig CO2 uitstoten. Dit is niet alleen goed voor het milieu maar op termijn ook voor de eigen portemonnee. Joris Daems, Legal Manager bij SD Worx: “Het loont zeker ook de moeite om de eigen mobiliteitsbehoeften kritisch te bekijken en alternatieven voor de bedrijfswagen te overwegen. Het federale mobiliteitsbudget biedt daartoe al een mogelijkheid: wie (recht op) een bedrijfswagen heeft, kan deze inruilen tegen een mobiliteitsbudget. Uiteraard als de werkgever dat aanbiedt. Dat budget kan de werknemer besteden in 3 pijlers. De bedrijfswagen kan daar deel van blijven uitmaken, op voorwaarde dat deze aan strikte uitstootnormen voldoet (maximaal 95 gr/km). Met het mobiliteitsbudget wil men vooral de keuze voor meer duurzame alternatieven stimuleren. Ook via een systeem van flexibel verlonen kan een werkgever alternatieven voor de bedrijfswagen voorstellen.”