De economische bedrijvigheid in België groeit de komende drie jaar telkens met ongeveer 1,2 %. Terwijl het uitbreidingstempo van de bedrijfsinvesteringen gaandeweg normaliseert en de netto-uitvoer de groei geleidelijk wat meer drukt, neemt de gezinsconsumptie sterker toe dan tijdens de afgelopen jaren. Dat is vooral toe te schrijven aan het gunstige verloop van de koopkracht, die in 2021 per Belg 3,5 % hoger zal liggen, met name dankzij de aantrekkende loongroei. Deze laatste vertaalt zich eveneens in een gestaag oplopende kerninflatie die uiteindelijk 2 % benadert. Het begrotingstekort verslechtert de komende jaren opnieuw en er blijven aanzienlijke inspanningen nodig om een structureel begrotingsevenwicht te bereiken.
Hoewel de bedrijvigheid in België steeds sterk wordt beïnvloed door internationale factoren, bleef ze in 2018 duidelijk robuuster dan in het eurogebied. Tegen de achtergrond van een aanhoudend zwakke buitenlandse vraag en aanslepende onzekerheid, zou de groei slechts beperkt matigen, van 1,4 % in 2018 tot 1,2 % dit jaar. In 2020 en 2021 blijft de Belgische economie in min of meer hetzelfde tempo groeien, respectievelijk met 1,1 % en 1,2 %. De globaal neerwaartse herziening van de prognoses voor 2019-2021 ten opzichte van de najaarsprognoses blijft heel beperkt in vergelijking met die voor het eurogebied als geheel en ze kan integraal worden toegeschreven aan de slechter dan verwachte groei van de internationale handel.
Achter de vrijwel constante groei over de projectieperiode gaan enkele tegengestelde bewegingen schuil op het vlak van de bestedingscomponenten. De groei van de particuliere consumptie trekt aan onder impuls van de stijgende koopkracht. Daartegenover staat dat de economische groei steeds minder zal worden ondersteund door de bedrijfsinvesteringen, die matigen volgens de gebruikelijke investeringscyclus. Bovendien wordt de groeibijdrage van de netto-uitvoer geleidelijk wat negatiever, naarmate de invoer sterker groeit – onder invloed van de aantrekkende binnenlandse vraag -, terwijl de uitvoergroei stagneert. De voor België relevante uitvoermarkten, zoals bepaald in het kader van de gemeenschappelijke assumpties van het Eurosysteem, trekken na de zwakke eerste helft van 2019 dan wel weer aan, maar anderzijds zouden de uitvoermarktaandelen in de loop van de projectieperiode opnieuw wat krimpen als gevolg van de toenemende binnenlandse loonkostendruk.
In de loop van de projectieperiode worden zo’n 120 000 extra arbeidsplaatsen gecreëerd. De werkgelegenheidsgroei, die nog steeds heel krachtig is, loopt wel geleidelijk terug door de verminderende impact van het loonmatigingsbeleid en de maatregelen om het effectieve arbeidsaanbod te verhogen, maar ook door de bestaande krapte op bepaalde segmenten van de arbeidsmarkt. De bedrijvigheid zal daarbij gaandeweg meer worden ondersteund door productiviteitsstijgingen. De geharmoniseerde werkloosheidsgraad heeft intussen een historisch laag peil bereikt en zal de komende jaren stabiliseren, aangezien de verdere stijging van de beroepsbevolking ongeveer gelijke tred houdt met de banencreatie.
De onderliggende inflatie neemt gestaag toe richting 2 %, in lijn met de aantrekkende loonkosten. Deze laatste zouden evenwel, net als in het verleden, niet volledig in de prijzen worden doorberekend, maar eveneens leiden tot een matiging van de winstmarges van de bedrijven. Die marges zijn de afgelopen jaren sterk gestegen, maar zouden over de projectieperiode stelselmatig teruglopen tot hun langjarig gemiddelde.
De totale inflatie wordt opgedreven door de toenemende onderliggende inflatie, maar ze wordt terzelfder tijd gedrukt door de vertragende energieprijzen.
Op het vlak van de overheidsfinanciën, verslechtert het begrotingstekort bij ongewijzigd beleid weer stelselmatig, tot 2,1 % bbp in 2021. Dat is het gevolg van de teruglopende overheidsontvangsten, terwijl de primaire uitgaven gematigd toenemen en de rentelasten verder afnemen. De overheidsschuld zou wel teruglopen, maar in 2021 nog groter blijven dan het bbp.
Bron : Nationale Bank van België