Volgens gegevens van de KSZ was in 2016 69,8% van de volledige Belgische bevolking autochtoon (geboren in België net zoals beide ouders), 16,5% eerstegeneratie-immigrant en 13,7% tweedegeneratie-immigrant. Het doel van het verslag van de Nationale Bank van België is een overzicht te geven van de economische gevolgen van immigratie in België, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen eerstegeneratie- en tweedegeneratie-immigranten en tussen immigranten met een EU- of een niet-EU-herkomst. Hoewel de focus van deze studie economisch van aard is, dient elke brede beoordeling van migratie ook rekening te houden met andere overwegingen zoals de rechten van de mens en het internationaal recht, in het bijzonder met betrekking tot de bescherming en opvang van vluchtelingen.
De analyse van de impact van immigratie op de overheidsfinanciën wijst erop dat de nettobijdrage van een persoon op arbeidsleeftijd aan de overheidsfinanciën op een welbepaald moment hoofdzakelijk afhangt van zijn/haar positie op de arbeidsmarkt: zij is positief voor werkenden en negatief voor niet-werkenden. De leeftijdsstructuur van de verschillende groepen speelt eveneens een belangrijke rol. De netto-bijdrage van eerstegeneratie-immigranten aan de overheidsfinanciën is gemiddeld lager dan die van autochtonen. Verschillen in bijdragen zijn in ruime mate toe te schrijven aan verschillen in overdrachten die door personen worden betaald: in vergelijking betalen immigranten minder belastingen en socialezekerheidsbijdragen.
Dit is een rechtstreeks gevolg van het verschil in werkgelegenheidsgraad tussen beide groepen. Dat de gemiddelde lonen van personen die buiten België zijn geboren lager zijn, speelt echter ook een rol. Op basis van gegevens van 2016 is de nettobijdrage van kinderen van eerstegeneratie-immigranten (de tweede generatie) aan de overheidsfinanciën gemiddeld hoger dan die van autochtonen, vooral omwille van hun jongere leeftijdsstructuur. De werkgelegenheidsgraad van immigranten (en hun kinderen) opkrikken is van essentieel belang om hun bijdrage aan de overheidsfinanciën te vergroten.
Niettemin is België binnen de EU een van de landen met de laagste scores op de integratie van immigranten op de arbeidsmarkt. In 2019 was 61 % van hen tewerkgesteld, wat bijna 12 procentpunten lager is dan voor wie in België is geboren. Persoonlijke kenmerken verklaren slechts 18 % van dat verschil. De tweede generatie verbetert haar integratie op de arbeidsmarkt en een groter deel van de kloof met de autochtonen kan worden verklaard (46 %), de scholingskansen lijken hun grootste nadeel te zijn. Het migratiekanaal is niet neutraal voor de arbeidsmarktsituatie.
Van mensen die migreren op grond van gezinshereniging of internationale bescherming is het 30 procentpunten minder waarschijnlijk dat ze aan het werk zijn dan arbeidsmigranten. Het verkrijgen van de nationaliteit, de erkenning van diploma’s en vaardigheden, vaardigheid in de ta(a)l(en) van het gastland en discriminatie spelen duidelijk een rol in de integratie van migranten. De slechte prestaties van België op dat vlak blijken te wijten aan het scholingsniveau van de immigranten, maar ook aan rigiditeiten van de Belgische arbeidsmarkt en het feit dat weinig beleidsmaatregelen specifiek bedoeld zijn om immigranten te helpen bij het vinden van een baan.
Bron: NBB