Het is een onontkoombaar feit. Er is altijd wel een moment tijdens een wervingsgesprek waarop de potentiële toekomstige werknemer je uitlegt dat hij/zij op zoek is naar zingeving en dat dit (uiteraard) de reden is waarom we tegenover elkaar staan. En dit geldt voor alle generaties, niet alleen voor degenen die de arbeidsmarkt betreden en van wie ons wordt verteld dat ze anders zijn, ook al is dat niet zo. We gruwen van de vraag naar de betekenis… We zien het gewoon als een kolossaal cliché. Wil je weten wat er schuilgaat achter de kant-en-klare zinnen die sollicitanten ons voor de voeten werpen?
Iedereen wil werken voor een bedrijf dat een rol vervult in de maatschappij. En er zijn geen bedrijven (meer) zonder roeping of doel. Er zijn maar een paar werkgevers – toegegeven, nog steeds te veel – die moeite hebben om hun beloften na te komen en hun ambities waar te maken. We moeten dus verder kijken om te begrijpen hoe we deze beweerde behoefte om deel uit te maken van een collectief dat de wereld om ons heen kan veranderen, moeten interpreteren.
Op zoek naar inspiratie of saamhorigheid?
Wanneer een werknemer aangeeft eindelijk zin te willen vinden in zijn werkgever, gaat het niet om de bestaansreden van het bedrijf waar hij wil werken. Wat op het spel staat is de energie vinden om er elke ochtend naartoe te gaan.
Wat vleiend zou moeten zijn – “Ik solliciteer bij jullie omdat jullie een bedrijf zijn dat me een baan kan bieden die zinvol is in onze maatschappij” – is zowel banaal als essentieel. Banaal omdat het de aard van elke organisatie is (zeldzame uitzonderingen daargelaten) om bij te dragen aan het welzijn of plezier van anderen. Essentieel omdat wanneer persoonlijke ambitie en bedrijfsdoelen samenkomen, het mogelijk is om grootse dingen te bereiken.
Van daaruit kunnen we zien dat deze zoektocht naar inspiratie zeker geen onderscheid maakt tussen kandidaten. Het gaat alle werknemers aan (op voorwaarde natuurlijk dat ze het stadium van een strikt voedingsbaantje voorbij zijn). De betekenis die we zeggen te zoeken in werk bestaat uit het geloof dat we waarschijnlijk gemaakt zijn om elkaar te ontmoeten, vroeg of laat.
Het zijn niet de generaties die veranderen… It’s the economy, stupid!
We geloven dus niet dat de nieuwe generaties zich bewust worden van de impact en relevantie van hun werk. De uitdrukkingsvormen zijn anders. Net als de communicatie-interfaces. Ze hebben zich aangepast aan de beschikbare technologie en aan de beheersing van alomtegenwoordige talen en media.
Het vertrouwen en de hoop die we hebben voor werkgevers blijven. Terwijl ik deze paar woorden schrijf, voel ik een enorm gevoel van optimisme, omdat ze ons eindelijk uitnodigen om te kijken naar wat ons samenbrengt in plaats van wanhopige opmerkingen te maken over generaties die elkaar niet meer begrijpen.
Waarom blijven velen van ons de kloof tussen oud en nieuw vergroten? Omdat de economie is veranderd. Sneller, meer van elkaar afhankelijk, efficiënter, maar ook beperkter en brutaler… We passen ons gedrag en onze relatie tot werk dienovereenkomstig aan. Dit uit zich op meer of minder virulente, gestructureerde en inclusieve manieren, afhankelijk van onze persoonlijkheden. En er gaat niets boven het plotselinge besef van onze kleine kittens wanneer ze deze wrede wereld ontdekken.
Waar past het collectieve project in?
Alle relaties zijn ambivalent. Ze schommelen tussen liefde en haat, tussen nabijheid en afstand. Ik hou van je en ik haat je. Onze relatie met het bedrijf en de werkgever vormt geen uitzondering op de regel. Er is een onmiskenbare aantrekkingskracht om deel uit te maken van een gezamenlijk project en tegelijkertijd de absolute noodzaak om onze individualiteit te bewaren. In de loop van onze recente gesprekken met een groot aantal vragende managers hebben we gemerkt dat we nog moeten leren hoe we de afstand tussen werknemers en de organisatie beter kunnen beheren. Deze afstand is noodzakelijkerwijs variabel.
Waarom is dit zo belangrijk? De plaats van het team (en dus van onze collega’s) in ieders leven is enorm. Maar we beseffen het pas wanneer we het missen. Tijdens het rekruteringsgesprek, net als wanneer we erover denken om van crèche te veranderen, is de collectieve dimensie slechts een intuïtie, een gevoel dat is gebaseerd op een paar beelden en een verhaal waaraan we zijn blootgesteld. Het is een belofte. Niets meer, niets minder.
Talent is altijd op zoek geweest naar redenen om te geloven. Dit overstijgt zeker opeenvolgende generaties. Het is een kwestie van beseffen dat de vraag naar zingeving niet het argument is waarmee je je onderscheidt op de arbeidsmarkt. Voor elk bedrijf dat we tegenkomen, is er een min of meer uitgewerkte missie die tegemoet komt aan de aspiraties van degenen die zich daar bevinden. Het ‘waarom ‘ is niet langer de juiste vraag. Laten we overgaan op een andere deal, een positieve en concrete deal, waar we onze energie op kunnen richten. De vraag is: ‘Hoe gaan we daar komen, samen?
Jean-Paul Erhard