NL | FR | LU
Peoplesphere

Enquête naar de Arbeidskrachten: sterke toename van de werkgelegenheidsgraad in het tweede kwartaal van 2021.

In het tweede kwartaal van 2021 is 70,5% van de 20-64-jarigen in België aan het werk in vergelijking met 69% in het eerste kwartaal van 2021. Dat blijkt uit nieuwe resultaten van Statbel op basis van de Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK). De IAB-werkloosheidsgraad daalt van 6,7% naar 6,2%. De werkloosheid neemt sterker af bij mannen dan bij vrouwen. Zo komt de werkloosheidsgraad van mannen voor het eerst sinds begin 2017 onder die van vrouwen te liggen.

Waar in 2020 de deeltijdse en tijdelijke jobs afnamen, neemt dat aantal weer toe. Zo is er een sterkere stijging bij het aantal deeltijdse jobs (+4,2%) dan voor het aantal voltijdse jobs (+1,9%). Ook het aantal tijdelijke jobs zoals studentenjobs neemt sterk toe (+12,9%).

Ook bij de tijdelijk werklozen zijn er positieve evoluties, zowel bij wie volledig tijdelijk werkloos is, als bij wie gedeeltelijk tijdelijk werkloos is. De aantallen nemen af, ongeacht de duur (3 maanden of langer).

43,5% van de werkenden werkt in het tweede kwartaal van 2021 soms, gewoonlijk of altijd van thuis uit. Dat percentage verschilt weinig van dat van het eerste kwartaal van 2021.

Bij vergelijking met de resultaten van het tweede kwartaal van 2020, de periode van de start van de Covid-19-crisis in ons land, valt vooral de sterke stijging van de werkgelegenheidsgraad op. Die evolueerde van 69,6% in het tweede kwartaal van 2020 naar 70,5% in hetzelfde kwartaal van 2021. Tegelijk zien we over diezelfde periode van één jaar ook een sterke toename van de werkloosheidsgraad. In het tweede kwartaal van 2020 bedroeg deze – ondanks de Covid-19-crisis – slechts 4,9% tegenover 6,2% in het tweede kwartaal van 2021. In het tweede kwartaal van 2020 stelden we echter een verschuiving van werkloosheid naar inactiviteit vast. Een deel van de werklozen ging niet meer op zoek naar werk of was niet meer beschikbaar om binnen de twee weken te beginnen werken, bijvoorbeeld omdat ze voor de kinderen moesten zorgen.

70,5% van de 20-64-jarigen aan het werk

In het tweede kwartaal van 2021 is 70,5% van de 20-64-jarigen aan het werk, hetgeen een sterke toename betekent ten opzichte van het eerste kwartaal van 2021 toen de werkgelegenheidsgraad 69% bedroeg. De werkgelegenheidsgraad van mannen stijgt van 73,6% in het eerste kwartaal van 2021 naar 74,5% in het tweede kwartaal van 2021. Bij vrouwen bedragen de percentages respectievelijk 64,4% en 66,4%. De werkgelegenheidsgraad evolueert gunstig in de drie regio’s: van 60,4% naar 61,6% in Brussel, van 74% naar 75% in Vlaanderen en in Wallonië van 62,9% naar 65,4%.

De IAB-werkloosheidsgraad van 15-64-jarigen daalt naar 6,2%

In het tweede kwartaal van 2021 bedraagt de IAB-werkloosheidsgraad 6,2%. Dat is 0,5 procentpunt minder dan in het eerste kwartaal van 2021 (6,7%). Bij mannen is de daling sterker (van 6,8% naar 6,0%) dan bij vrouwen (van 6,6% naar 6,4%). Zo komt de werkloosheidsgraad van mannen voor het eerst sinds vier jaar onder de werkloosheidsgraad van vrouwen te liggen.
De werkloosheidsgraad daalt in alle leeftijdsgroepen maar het sterkst bij de 50-plussers. De werkloosheidsgraad neemt af in de drie regio’s en bedraagt 11,8% in Brussel, 4,0% in Vlaanderen en 8,5% in Wallonië.

Vooral deeltijdse jobs nemen toe

Hoewel de totale werkgelegenheid tussen het eerste en tweede kwartaal van 2021 toenam met 2,4%, is de werkgelegenheidsevolutie verschillend naargelang de kenmerken van de job. Zo neemt het aantal werkende personen met een deeltijdse job (+4,2%) sterker toe dan het aantal met een voltijdse job (+1,9%).
Bij vergelijking van het beroepsstatuut stellen we vast dat het aantal loontrekkenden in ongeveer dezelfde mate stijgt (+2,4%) als het aantal zelfstandigen (+2,3%).

Sterke toename tijdelijke arbeid

De vergelijking van het soort contract van loontrekkenden tussen het eerste en het tweede kwartaal van 2021 toont een opvallende stijging van het aantal werkenden met een tijdelijk contract. Dat aantal groeit met 12,9%. Het gaat onder andere om studentenarbeid (met studentencontract) waar we een toename met 49% noteren. Maar ook bij interimarbeid, gelegenheidswerk en andere contracten van bepaalde duur noteren we een toename. Het aantal werknemers met een vast contract neemt in veel mindere mate toe, namelijk met 1,3%. In het tweede kwartaal van 2021 heeft 10,5% van de loontrekkenden een tijdelijke job ten opzichte van 9,5% in het eerste kwartaal van 2021.

In het tweede kwartaal van 2021 waren gemiddeld 357.000 werkende personen tijdens de volledige referentieweek, dit is de week waarover ze bevraagd werden, afwezig van hun job (tabel 2). De belangrijkste reden om die volledige week niet te werken is ziekte of ongeval (153.000 personen). 126.000 personen waren in vakantie en 30.000 personen in zwangerschaps-, vaderschaps- of geboorteverlof. Opvallend is dat het aantal personen in tijdelijke werkloosheid wegens overmacht (Covid-19) of wegens economische redenen gedaald is van 36.000 personen in het eerste kwartaal van 2021 naar 20.000 personen in het tweede kwartaal van 2021. Het gaat hier om personen in tijdelijke werkloosheid die minder dan drie maanden afwezig zijn van het werk.

Daarnaast hadden gemiddeld ongeveer 59.000 personen een halve dag, een dag of meerdere dagen niet gewerkt tijdens de referentieweek omwille van tijdelijke werkloosheid. Hun aantal daalt van 94.000 in het eerste kwartaal van 2021 naar 59.000 in het tweede kwartaal van 2021. Een derde groep tijdelijk werklozen zijn degene die langer dan drie maanden in (volledige) tijdelijke werkloosheid zijn. Ook dat aantal is sterk gedaald tussen het eerste en tweede kwartaal van 2021, van 80.000 naar 55.000 personen. Deze langdurig tijdelijk werklozen worden sinds 2021 niet meer bij de werkenden maar bij de inactieven of de IAB-werklozen geteld.

Het percentage thuiswerkers verschilt weinig van dat van het eerste kwartaal van 2021

Tot eind juni was thuiswerk nog steeds verplicht voor alle werkenden wiens functie er zich toe leent. 43,5% van de werkenden werkt in het tweede kwartaal van 2021 soms, gewoonlijk of altijd van thuis uit. Het percentage ligt iets lager dan in het eerste kwartaal van 2021 (44,3%).

Aan respondenten wordt sinds 2021 gevraagd of hun functie of situatie het zou toelaten om vaker van thuis uit te werken. Van de werkenden die niet altijd van thuis uit werkten, antwoordt 84,4% in het tweede kwartaal van 2021 dat het niet mogelijk is om in zijn/haar functie (meer) van thuis uit te werken. Volgens 6,7% is het wel mogelijk om (meer) thuis te werken maar staat de werkgever, klant of opdrachtgever dat niet toe. Daarnaast geeft 8,9% van de respondenten aan (meer) van thuis uit te kunnen werken, maar zij geven er de voorkeur aan dat niet te doen ofwel is dat moeilijk omwille van de thuissituatie.

 

Bron: Statbel

This website is brought to you by Quasargaming.com's online Fruitautomaten games such as Speelautomaten and Gokautomaten.