1 op 35 werknemer ruilt bedrijfswagen in voor mobiliteitsbudget. Het aandeel werknemers is 0,4% in 2023: dat betekent dat één op 250 werknemers ondertussen een mobiliteitsbudget heeft. Met het federale mobiliteitsbudget ruilen medewerkers hun (recht op een) bedrijfswagen in voor een budget, waarmee ze zelf hun mobiliteit duurzaam invullen. Voorlopig gaat het enkel over bedienden met een bedrijfswagen: het gaat om meer dan één op 35 werknemers met een bedrijfswagen of 2,7%. Vorig jaar was dit de helft.
Gezien de beperkte absolute aantallen, blijft het mobiliteitsbudget een differentiator in de war for talent. Brusselse werkgevers zijn koploper. Dat blijkt op basis van de analyse van SD Worx bij meer dan 36.000 werkgevers en meer dan 1,1 miljoen werknemers.
Veerle Michiels, mobiliteitsexpert van SD Worx: “Op 1 maart 2024 bestaat het mobiliteitsbudget vijf jaar. Na een eerder bescheiden start, zien we het enthousiasme langzaam maar zeker toenemen. Zo zien we in 2023 opnieuw een verdubbeling van het mobiliteitsbudget in vergelijking met 2022. Het is aan de werkgever om zijn werknemers de mogelijkheid te bieden de bedrijfswagen in te ruilen voor een mobiliteitsbudget. Voor organisaties met veel functiewagens is dit echter minder een optie. Werknemers die kiezen voor het mobiliteitsbudget, hebben hun wagen vaak niet nodig voor klantenbezoek: ze kunnen pas voor meer duurzame opties kiezen als ze op het eind van hun lease termijn komen. Deze factoren verklaren de eerder gestage groei.”
Brusselse werkgevers blijven koplopers
De Vlaamse werkgevers met mobiliteitsbudget zijn in de meerderheid maar als je rekening houdt met het aantal werkgevers per regio, dan omarmen de Brusselse werkgevers het snelst het mobiliteitsbudget: meer dan één op dertig Brusselse werkgevers heeft het ondertussen ingevoerd.
- 3,5% van de Brusselse werkgevers, terwijl dit in 2022 2,6% was.
- 1,0% van de Vlaamse werkgevers (vorig jaar 0,7%). Vlaams-Brabant ligt hier aan kop (met 2,6%).
- 0,8% van de Waalse werkgevers (tov 0,5% in 2022); Waals-Brabant ligt aan kop met 2,4%.
Beschikbare mobiliteitsbudget is toegenomen
Het mediaan bedrag is in 2023 met 30% toegenomen: van €6.000 in 2022 tot €7.800 in 2023.
Het mobiliteitsbudget moet absolute grenzen respecteren. Voor 2023 was dat minimum €3.000 en maximum €16.000. Vanaf 2024 worden deze grenzen geïndexeerd.
De omvang van het mobiliteitsbudget wordt bepaald door de totale werkgeverskost, verbonden aan de bedrijfswagen die men opgeeft. Het wordt vastgelegd bij de instap in het mobiliteitsbudget en wijzigt nadien in principe enkel nog bij een eventuele overstap naar een functie, waaraan een andere wagencategorie gekoppeld is. Voor wie in 2023 instapte, speelden gestegen brandstof- en andere kosten mogelijk een rol. Werkgevers baseerden zich ook vaak op het leasebudget van de wagens. Vanaf 2024 gelden er specifieke formules voor de bepaling van het mobiliteitsbudget.
Veerle Michiels van SD Worx België verduidelijkt: “Het inruilen van de bedrijfswagen heeft nu het meeste succes bij medewerkers tussen 25 – 35 jaar. Vooral als de medewerker de auto niet echt nodig heeft of als er voldoende alternatieven voorhanden zijn, zoals in de steden. Natuurlijk moet de werkgever eerst deze mogelijkheid invoeren als onderdeel van het loonbeleid. Bij Brusselse werkgevers vindt het mobiliteitsbudget het snelst ingang. Ergens wel logisch: in Brussel werken er veel bedienden en het openbaar vervoer is er een alternatief voor het woon-werkverkeer. Wie de bedrijfswagen niet per se nodig heeft privé, zal die sneller kunnen missen.”
De specialist vervolgt: “Dat het budget ook kan ingezet worden voor de afbetaling van de hypothecaire lening of voor de huur van de woning draagt zeker bij tot het succes. Dit is mogelijk voor wie binnen een straal van 10 km van zijn vaste plaats van tewerkstelling woont. Maar ook voor wie meer dan 50% van thuis uit werkt. Werkgevers bieden meer flexibiliteit en kunnen zo inspelen op individuele behoeften. Dat is ideaal voor het behoud van medewerkers of om nieuwe aan te trekken.”
Een paar sectoren die opvallen: activiteiten van hoofdkantoren; financiële diensten, reclamewezen en marktonderzoek, ICT-sector (programmeren van software), architecten en ingenieurs; maar ook gas-en elektriciteit (PC 326) en de metaalbouw (PC 209) en de chemie (PC 207).
Top bestedingen
Audrey Stampaert, medeoprichter van Mbrella voegt toe: “Het mobiliteitsbudget is heel populair voor de financiering van lening en huishuur, en dit stijgt al een tijdje in aandeel. In 2023 gebruikte 77 procent van de werknemers zijn mobiliteitsbudget voor huisvestingskosten. In 2021 ging dit nog om 45 procent van de werknemers, in 2022 om 52 procent. Na huisvestingskosten wordt het meeste geld uitgegeven aan fietsen. Zowel aan fietsaankopen, abonnementen zoals Vélo, als aan deelfietsen openbaar.”
Die stijging komt niet onverwacht. “Onbekend is onbemind”, zegt Audrey Stampaert. “Weinig werknemers waren op de hoogte van de mogelijkheden van het mobiliteitsbudget en de meesten geloven dat een bedrijfswagen de meest voordelige keuze is. We zien dat dit nu toch aan het veranderen is.”
Meest bij kmo, maar … hoe groter de organisatie, hoe meer kans op mobiliteitsbudget
84% van de werkgevers met een mobiliteitsbudget zijn kmo’s (tot 250 werknemers). Maar als je rekening houdt met het aantal bedrijven per segment dan heeft het Mobiliteitsbudget het meest succes bij de grootste organisaties. Zo heeft bv. bij de organisaties met 100 – 250 werknemers een op zestien werkgevers een mobiliteitsbudget (of 6,4%). In organisaties met meer dan 1.000 werknemers verdubbelt de kans: 13,2% heeft daar het mobiliteitsbudget al ingevoerd. Dat is ongeveer een op zeven werkgevers van die grootte. In het algemeen geldt: “hoe groter, hoe meer kans dat een werkgever het mobiliteitsbudget kan aanbieden.”