Het meest opmerkelijke resultaat is dat voor het eerst in de geschiedenis het gemiddelde uurloon van mannelijke en vrouwelijke studenten niet meer verschilt (12,2 Euro). Daarmee lijkt de loonkloof alvast bij de studenten overbrugd. Minder positief is dat er geen aanwijzingen zijn dat de meest recente versoepeling inzake regelgeving leidt tot minder zwartwerk. Het aandeel studenten die zonder contracten werken daalt niet.
73% van de studenten werkt tijdens de zomermaanden waarbij iets meer dan een derde (27% van alle studenten) meer dan een maand. Daarnaast werken nog eens 64% tijdens het schooljaar. 26% van alle studenten werken tijdens één van de kortere vakanties (kerst, Pasen, krokus, allerheiligen). 58% van de studenten werken zowel tijdens de zomermaanden als tijdens het schooljaar. Over het gehele jaar werkt nu 80% van alle studenten (tov. 78% in 2017). Het aantal dagen waarop men, naar eigen zeggen, gemiddeld werkt (deeltijds en voltijds) steeg in 2018 van 50 naar 60.
Slechts 20% van alle studenten ouder dan 15 jaar werkt helemaal niet. 58% werkt zowel tijdens de zomervakantie als tijdens het schooljaar. 7% werkt enkel tijdens het schooljaar en 15% werkt enkel tijdens de zomervakantie. 80% van alle studenten werkt tijdens het jaar, nog een lichte stijging in vergelijking met de voorbije jaren.
De loonkloof gedicht.
Voor het eerst sinds de start van de studie in 2004 rapporteren vrouwelijke en mannelijke studenten een gelijkaardig uurloon bij hun laatst uitgevoerde studentenjob nl. 12,2 euro. Op jaarbasis verdienen mannen, naar eigen zeggen nog steeds een stuk meer (resp. 2.600 en 2.200 voor vrouwen). In het klussencircuit (babysit, tuinonderhoud) verdienen mannen op jaarbasis het dubbele (resp. 800 en 400 euro).
Hardnekkig zwartwerk.
Sinds het begin van de metingen schommelt het aantal studenten dat zonder contract werkt grosso modo tussen de 15 en 20%. Te verwachten viel dat de nieuwe studentenwetgeving die begin 2017 van kracht werd de laatste drempel om met een contract te werken weggenomen had. Vorig jaar stelden we al vast dat dit niet het geval was en ook de studie dit jaar geeft geen aanwijzing van een positieve evolutie. Bijna één op vijf rapporteert zonder contract te werken. Bij -18 is dat 27%.
Omdat een meerderheid van het zwartwerk zich voor doet in kleine bedrijven (-10 werknemers) ligt handhaving ook minder voor de hand.
Studenten worden kieskeuriger.
Werkgevers zijn maar beter voorbereid. Door de enorme krapte en de grotere keuzemogelijkheden voor studenten is hun kieskeurigheid ook toegenomen. De uitspraak ‘ik ben niet bereid om gelijk welke job te aanvaarden’ krijgt door maar liefst 65% van de studenten een score van 7 of meer op een schaal van 0 tot 10. Het gemiddelde bedraagt 7,1. Vorig jaar was dit slechts 6. Mannen zijn even veeleisend als vrouwen. Ook inzake het tijdstip waarop men moet werken is men veeleisender geworden. Studenten zijn kritischer om in het weekend of s’avonds te werken. Ook in deze geen verschil tussen mannen en vrouwen. Het is heel plausibel te veronderstellen dat het ook in het studentensegment iets moeilijker zal worden om deze jobs in te vullen.
34% van de studenten engageren zich als vrijwilliger. De grote toename inzake studentenwerk heeft niet geleid tot minder vrijwilligerswerk.
de sectoren die het meeste beroep doen op studenten zijn overduidelijk de detailhandel (21%), de horeca (18%) en de overheid/social-profit (13%). De meeste studenten gaan aan de slag als kassier(ster (12%) administratief bediende (11%), als productiearbeider (11%) en magazijnier (11%). Allemaal beroepen die gebukt gaan onder zware jobdestructie. Opvallend is dat studenten minder aan de slag gaan als schoonmaker/schoonmaakster (van 8 naar 5%).
familie blijft met 30% het meest doeltreffende kanaal om een studentenjob te vinden. Uitzendkantoren zijn met 17% het efficiëntste formele kanaal.
De meest uitgevoerde studentenjobs (in %):
1. kassier(ster) 12%
2. administratief bediende 11%
3. productiearbeider 11%
4. magazijnier 11%
5. rekkenvuller 6%
6. monitor/animator/redder 6%
7. schoonmaker 5%
8. kelner 5%
9. barman/vrouw 4%
10. keukenhulp 4%
Bron: jaarlijkse studentenstudie van hr-dienstverlener Randstad bij 1002 studenten.