De aanwezigheid van een mobiliteitsaanbod is voor zeven op de tien ondervraagde werknemers in België een bepalende factor bij de keuze van een werkgever. Dat blijkt uit een Europees onderzoek van het Arval Mobility Observatory bij werknemers in de privésector. Het onderzoek peilt het werkgerelateerde verplaatsingsgedrag van werknemers en hun verwachtingen op vlak van mobiliteit.
“Het is duidelijk dat de auto nog steeds op nummer één staat. Daarnaast wordt het bestaande mobiliteitsaanbod, met alternatieven voor de wagen, vandaag vaak onderbenut. Zes op de tien bevraagde Belgische werknemers verwachten wel dat werkgevers hun mobiliteitsaanbod de komende 5 jaren nog zullen uitbreiden”, zegt Yves Ceurstemont van het Arval Mobility Observatory Belgium.
3 conclusies:
- De individuele wagen blijft voornaamste transportmiddel voor woon-werkverkeer én business trips
- Werknemers hebben nog hogere verwachtingen rond toekomstig mobiliteitsaanbod werkgevers
- Uitgebreid mobiliteitsaanbod inclusief bedrijfswagen is troef in talentenbinding en rekrutering
Het Arval Mobility Observatory ondervroeg voor het Employee Mobility Survey 2.905 Europese medewerkers – uit België (500), Nederland, Duitsland, Frankrijk, Spanje en Italië – van privébedrijven met telkens meer dan 100 personeelsleden over hun mobiliteitsgedrag en hun verwachtingen over het mobiliteitsaanbod van werkgevers.
De auto blijft de voorkeur genieten
Hoewel het thuiswerk sterk ingeburgerd is sinds corona, doet slechts 60% van de bevraagde Belgische werknemers minstens één dag per week aan telewerk. Mede daardoor ligt het gemiddelde in ons land op anderhalve dag thuiswerk per werkweek. Er wordt dus nog steeds heel wat gependeld. Daarbij is de auto (68% van de bevraagde werknemers) nog steeds het meest gebruikte vervoersmiddel. Tweewielers (23%) en het openbaar vervoer (18% – tegenover 22% in de andere landen) vervolledigen de woon-werk top 3. Als redenen voor de gemaakte keuze voor woon-werk verplaatsingen geven de bevraagden snelheid (42%), comfort (28%) en het feit dat de werkgever tussenkomt in de kosten (27%) aan.
Voor zijn business trips gebruikt de Belgische werknemer eveneens de individuele wagen (41%), maar ook het vliegtuig (38%) én deelwagens (21%). Opvallend is dat de trein (lange afstand of hoge snelheidstrein) significant minder gebruikt wordt dan gemiddeld in de benchmark (18% vs. 30%).
“Zowel voor woon- werkverkeer als voor business trips willen werknemers een vervoersmiddel dat snel en veilig is, hen zo dicht mogelijk bij hun thuis of hun werkplek brengt én hen bovendien toestaat om flexibel met hun tijd om te springen. Met die criteria kom je al snel bij de wagen uit. Specifiek voor hun woon-werk verplaatsingen hechten Belgische werknemers meer dan hun buitenlandse collega’s belang aan het feit dat hun werkgever de kosten draagt.” aldus Yves Ceurstemont van het Arval Mobility Observatory Belgium
Hoge verwachtingen voor (toekomstig) mobiliteitsaanbod
België is koploper wanneer het gaat om een uitgebreid mobiliteitsaanbod. Zo heeft 4 op de 5 Belgische – versus net geen 3 op 5 in de benchmark – werknemers minstens één mobiliteitsdiensten ter beschikking via zijn werkgever. Gemiddeld zijn er 2,5 mobiliteitsvormen door de werkgever voorzien, maar hoe groter het bedrijf, hoe uitgebreider het mobiliteitsaanbod. Dat uitgebreide aanbod resulteert ook in een hoger tevredenheidscijfer; 51% van de Belgische medewerkers is tevreden tegenover 45% in de Europese benchmark. De mate van tevredenheid hangt sterk samen met het aantal aangeboden mobiliteitsdiensten. Van alle ondervraagde werknemers maakt slechts 62% gebruik van ten minste één van de aangeboden mobiliteitsdiensten, hetzij omdat hun bedrijf hen geen dienst aanbiedt, hetzij omdat het aanbod niet geschikt is of niet aan hun behoeften voldoet. 91% van de werknemers zou willen dat hun bedrijf hen ten minste één mobiliteitsdienst aanbiedt of in de toekomst blijft aanbieden.
“Ondanks die hogere tevredenheid over het aanbod, wijst ons onderzoek uit dat de aangereikte mobiliteitsaanbod de Belgische werknemer onvoldoende weet te charmeren. Op dat vlak zien we nog veel ruimte voor bedrijven om hun medewerkers te overtuigen met een ruimer, flexibel en multimodaal mobiliteitsaanbod.” Yves Ceurstemont van het Arval Mobility Observatory Belgium
Uitgebreid mobiliteitsaanbod inclusief bedrijfswagen is troef in talentenbinding en rekrutering
Uit de bevraging blijkt tot slot ook dat het mobiliteitsaanbod bij een werkgever een belangrijke factor is in de beslissing al dan niet in te gaan op een voorstel. Zowat 70% van de werknemers geeft het mobiliteitsaanbod op als belangrijk bij de keuze van een werkgever. Bovendien geeft 84% aan dat een aangeboden bedrijfswagen een vacature aantrekkelijk maakt.
Bijna zes op de tien Belgische werknemers is er overigens van overtuigd dat het mobiliteitsaanbod door de werkgevers de komende 5 jaren nog verder uitgebreid zal worden.
Gevraagd naar welke mobiliteitsdiensten zijn werkgever moet behouden of uitbreiden antwoordt de Belgische werknemer in eerste instantie niet heel anders dan zijn buitenlandse collega’s in de benchmark. Inzoomend op wat men zeker in dat aanbod zou willen, is de Belgische werknemer wel significant meer gewonnen voor een (gedeeltelijke) vergoeding van de brandstof- of energiekosten, een geëlektrificeerde bedrijfswagen en een leasefiets.
“De verwachtingen van werknemers omtrent het mobiliteitsaanbod van werkgevers liggen hoog en dat aanbod is een belangrijke factor in hun keuze voor een werkgever. Bedrijven die er in slagen hun aanbod beter af te stemmen op de verwachtingen van werknemers hebben dus een duidelijk voordeel in de war for talent.” aldus Yves Ceurstemont van het Arval Mobility Observatory Belgium
Methodologie – Voor dit onafhankelijke onderzoek zijn tussen 1 september 2022 en 11 september 2022 2.905 werknemers van particuliere bedrijven met meer dan 100 werknemers ondervraagd door het onafhankelijke enquêtebureau Ipsos. De deelnemers vulden de enquête online in. De zes betrokken Europese landen waren België, Frankrijk, Duitsland, Italië, Nederland en Spanje.
Voor België werden 500 werknemers ondervraagd; de verdeling van de respondenten was als volgt:
– 45% vrouwen, 55% mannen
– 5% tussen 18 en 24 jaar, 66% tussen 25 en 49 jaar, 30% tussen 50 en 60 jaar.
– 99% van de ondervraagde werknemers pendelt naar het werk en 35% pendelt naar het werk.
– 49% hoeft minder dan 30 minuten en 49% minder dan 20 km per dag te reizen.