De vakbonden en de werkgeversorganisaties zijn het eens geraakt over de loonstijging bovenop de index en enkele andere dossiers. Na een marathonvergadering van bijna twintig uur hebben de kopstukken van de vakbonden en de werkgeversorganisaties in de Groep van Tien in de nacht van maandag op en dinsdag een ontwerpakkoord gesloten over een loonsverhoging van 1,1 procent in 2019 en 2020.
De 1,1 procent is de maximale algemene loonstijging die dit en volgend jaar volgens de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) mocht worden toegekend. Samen met de index kunnen de lonen daardoor in 2019 en 2020 met 4,54 procent stijgen.
Per sector moeten de sociale partners nu een minimale algemene loonstijging vastleggen. Bedrijven moeten dan een uiteindelijke loonstijging vastprikken die tussen dat minimum en het nationale maximum inzit.
Het akkoord tussen werkgevers en werknemers is, zelfs na een marathonvergadering, niet het eindpunt. Zowel de regering als de achterban van de vakbonden moet nog instemmen met de tekst.
Het groen licht van de vakbonden is verre van zeker. Miranda Ulens, algemeen secretaris van het ABVV, zegt dat ze de tekst die ze mee onderhandelde niet zal verdedigen bij haar achterban, maar alleen zal voorleggen. Ook ACV-voorzitter Marc Leemans zal het ontwerp alleen maar ’toelichten’ en neemt daar een maand de tijd voor. Op 26 maart moet duidelijk zijn of de ACV-leden met het ontwerp kunnen leven. Mario Coppens, voorzitter van de liberale vakbond, verdedigt het wel. Dat geldt ook voor de werkgevers. Pieter Timmermans van het Verbond van Belgische Ondernemingen ziet er ‘een evenwicht in tussen economische, sociale en ecologische aspecten’.
De minimumlonen gaan bovendien met 1,1 procent omhoog of 10 cent per uur. Het is voor het eerst sinds 2008 dat die minimumlonen stijgen bovenop de index. De vakbonden hadden hier op 1 euro per uur opslag gerekend.
Soepeler brugpensioen
Daarnaast bereikten de sociale partners een akkoord over een reeks andere dossiers. Zo vinden ze elkaar in het voornemen om de instapvoorwaarden voor het brugpensioen te versoepelen voor mensen die voldoende lang hebben gewerkt.
Volgens de huidige regels is brugpensioen – officieel is dat werkloosheid met een bedrijfstoeslag – pas mogelijk vanaf 60 jaar. Tot midden 2021 mogen sommige werknemers er van de sociale partners vanaf 59 jaar gebruik van kunnen maken.
Die uitzondering geldt bijvoorbeeld voor wie een zwaar beroep heeft gehad of een lange loopbaan achter de rug heeft. Ook wie jarenlang ’s nachts heeft gewerkt en bouwvakkers kunnen een beroep doen op de soepelere voorwaarden.
Bij herstructureringen vinden de sociale partners dat brugpensioen tot eind dit jaar mogelijk moet zijn vanaf 58 jaar en volgend jaar vanaf 59 jaar. In 2021 leggen ze de leeftijdsvoorwaarde op 60 jaar.
Het brugpensioen is evenwel geen vrijblijvend stelsel meer. Wie een werkloosheidsuitkering met een bedrijfstoeslag krijgt, moet beschikbaar blijven voor de arbeidsmarkt. Maar wie onder een van de uitzonderingscategorieën valt, ouder is dan 62 jaar en voldoende lang heeft gewerkt, mag van de sociale partners bijna altijd worden vrijgesteld van die verplichting.
Bron : Belga – De Tijd