Tot algemene verbazing werd zopas een KB gepubliceerd dat nu, bijna drie maanden na het begin van de coronacrisis, niet-gewerkte dagen als gevolg van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht gelijkstelt aan ‘dagen normale werkelijke arbeid’ voor de berekening van de duur van de vakantie en van het vakantiegeld. En dat bovendien retroactief. Het KB verscheen op vrijdag 5 juni in het Belgisch Staatsblad.
Het KB wekt net zoveel verbazing als boosheid op. Eerst en vooral heeft het een terugwerkende kracht tot 1 februari 2020, wat onredelijk lang is. Het VBO heeft er het raden naar, zeker gezien de enorme gevolgen in de praktijk, waarom dat KB niet binnen een redelijke termijn kon worden goedgekeurd.
Bovendien wordt het KB niet geflankeerd door maatregelen om die gelijkstellingen te bekostigen. Toen de eerste cijfers over de impact van COVID-19 op de economische activiteit beschikbaar waren, drongen de sociale partners (werkgevers en vakbonden samen) er bij de regering op aan om adequate financiering te voorzien voor de uitzonderlijke, nooit geziene kosten voor jaarlijkse vakantie als gevolg van de coronacrisis. Die maatregelen kwamen er niet, en dat kan het stelsel en de relance op de helling zetten. Volgens de eerste ramingen zouden we flirten met het half miljard euro. Tot slot houdt de tekst geen rekening met twee adviezen van de Raad van State m.b.t. de niet-terugwerkende kracht en het gelijkheidsbeginsel.
Het VBO vraag dat de regering dringend werk maakt van de uitvoering van het tweede luik van het akkoord tussen de sociale partners en een gepaste financiering of, bij gebrek daaraan, compensatiemaatregelen op tafel legt. Werkgevers en werknemers moeten dringend gerustgesteld worden over de correcte (pre)financiering en betaling van het vakantiegeld voor 2021.
Bron: VBO – Competentiecentrum Werk & Sociale Zekerheid