Vertrouwen hebben in eigen kunnen en een sterke motivatie zijn de belangrijkste succesfactoren bij het vinden van een baan bij werkloosheid of bij re-integratie. Trainingen die zich enkel op vaardigheden richten (goed presenteren, goed zoeken) blijken niet voldoende. Dat betoogt Roland Blonk in zijn oratie bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar in de Arbeidsdeskundigheid en Inclusieve Innovatie van Arbeid aan Tilburg University op vrijdag 6 april 2018.
Hoewel de economie weer op volle toeren draait, daalt de langdurige werkloosheid nauwelijks. En ook mensen die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn, vinden maar moeilijk een passende baan. En dat is jammer want werk is uitermate belangrijk voor het welzijn van mensen. Bij werklozen gaat de gezondheid vaak achteruit en zodra men weer aan de slag kan neemt de gezondheid toe. Werk is dus een soort medicijn.
Inclusieve innovatie van arbeid
Hoe creëren we werk voor deze groep werkzoekenden, toch zo’n miljoen mensen in Nederland? En dan niet zo maar werk, maar werk waar de persoon waarde aan ontleent en talent optimaal de kans krijgt. Ofwel: hoe realiseren we inclusieve innovatie van arbeid? Dat is de zoektocht die Blonk gaat verrichten en waarbij arbeidsdeskundige kennis een grote rol speelt.
Arbeidsdeskundigheid gaat over de relatie mens en arbeid, over het herstel daarvan bij een misfit tussen wat iemand te bieden heeft en de eisen die het werk stelt. Arbeidsdeskundigheid is een belangrijke schakel in het overbruggen van de afstand tussen individu en arbeidsmarkt. Voor die overbrugging is kennis nodig over het begeleiden van zowel individu als werkgever. Het zijn immers de werkgevers die banen leveren; zij bepalen wie wordt aangenomen en zij moeten de ruimte bieden voor herstel. Het zogeheten integratieve gedragsmodel stelt motivatie centraal en biedt handvatten voor de professional om te interveniëren.
Lerende organisaties
Uitvoeringsorganisaties zouden meer moeten opereren als lerende organisaties. Dat betekent meer methodisch werken, waarin diagnostiek, interventie en het systematisch meten van verandering op gedragsaspecten de basis zijn. Dat biedt handvatten voor een meer op het individu toegesneden begeleiding, voor het sturen op kwaliteit van handelen. UWV en steeds meer gemeenten maken die beweging al, door systematisch onderzoek te doen, samen te werken met kennisinstellingen en methodisch werken te implementeren.
Zo onderzoekt Blonk effectieve interventies op werkgeversniveau. Twee voorbeelden. Hij begeleidt een promotieonderzoek gericht op de re-integratieverplichting van werkgevers bij ziekte van een werknemer. En samen met de gemeente Lelystad, het Werkbedrijf, TNO en Hogeschool Windesheim wordt de groeiverwachting van bedrijven gematcht met werkzoekenden uit de doelgroep.
Roland Blonk (1958) studeerde in 1990 af in de Klinische Psychologie aan de UvA waar hij in 1996 promoveerde op het proefschrift ‘Self-efficacy and treatment of childhood social incompetence’. Daarna werkte hij als coördinerend post-doc in het NWO-programma Psychische Vermoeidheid in de Arbeidssituatie. Vanaf 1999 werkte hij bij TNO aan werk gerelateerde psychische klachten. Van 2005 tot 2015 was hij bijzonder hoogleraar aan de Universiteit Utrecht op de door TNO ingestelde leerstoel Arbeidsparticipatie en psychische klachten, in het bijzonder activering en re-integratie. Bij TNO is hij sinds 2013 benoemd tot principal scientist.
Bron : Tilburg University