Op 30 juni 2021 veroordeelde het arbeidshof van Brussel in hoger beroep een werkgever wegens discriminatie op grond van geslacht. De werkgever had geweigerd om een kandidate in dienst te nemen omwille van haar moederschap.
In mei 2015 solliciteerde mevrouw B. voor een baan als secretaresse in een medisch centrum. Na een sollicitatiegesprek werd ze niet weerhouden. De werkgever had per e-mail geantwoord: “Wij hebben uw sollicitatie niet weerhouden, omdat uw rol als moeder voorrang moet hebben op uw carrière en wij op zoek zijn naar iemand die vrij is van gezinsverplichtingen en flexibel is wat de werktijden betreft (…)”.
In zijn arrest van 30 juni 2021 erkende het arbeidshof van Brussel het bestaan van een directe discriminatie op grond van moederschap. De werkgever verwees immers uitdrukkelijk naar de rol van de kandidate als moeder om zijn weigering te rechtvaardigen.
Mevrouw B. kreeg een vergoeding toegekend gelijk aan 3 maanden brutoloon, de helft van wat normaal wettelijk voorzien is. Het hof was immers van oordeel dat de weigering tot aanwerving ook op andere criteria dan het moederschap was gebaseerd.
Met dit arrest bevestigt het hof opnieuw dat een vermeend gebrek aan beschikbaarheid en/of flexibiliteit van een vrouw wegens het aantal kinderen dat ze ten laste heeft op geen enkele wijze een rechtvaardiging kan vormen voor een directe discriminatie.
Het Instituut is tevreden met deze uitspraak, omdat deze werkgevers eraan herinnert dat hun selectie en aanwerving gebaseerd moeten zijn op objectieve criteria en niet op geslacht, moederschap en daarmee verband houdende stereotypen.
Volgens Liesbet Stevens, adjunct-directeur van het Instituut, toont deze zaak dat “genderstereotypen die bestaan rond zwangerschap en moederschap een sterke impact hebben op vrouwen in hun professionele leven. Zowel wanneer ze op zoek zijn naar werk als tijdens het uitvoeren van hun job”.
Discriminatie op basis van zwangerschap en moederschap op de werkvloer betrof één derde (36%) van alle meldingen inzake werk die het Instituut ontving in 2020.
Bron : Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen