Belgische CEO’s vinden dat ze het juiste talent in huis hebben: bedrijfsleiders zijn lovend over de capaciteiten en inzetbaarheid van hun werkkrachten. Toch knelt het schoentje… Werknemers zelf geven hun werkgever een ‘onvoldoende’ voor het timmeren aan hun duurzame inzetbaarheid.
Belgische werkgevers hebben een zeer positief beeld over hun werknemers, zo blijkt uit een enquête die Acerta uitvoerde bij 415 CEO’s en bedrijfsleiders. Zowel arbeiders als bedienden worden gelauwerd omwille van hun inzetbaarheid, kennis en capaciteiten: Volgens 70% van de CEO’s zijn hun bedienden inzetbaar voor verschillende soorten werk. Bovendien zijn de bedrijfsleiders ervan overtuigd dat 67% van hun bedienden en 54% van hun arbeiders net omwille van die inzetbaarheid makkelijk een andere job zouden kunnen vinden.
Beperkte mogelijkheden op het vlak van interne groei
Volgens diezelfde bedrijfsleiders heeft echter nog niet de helft van de bedienden (48%) carrièremogelijkheden binnen het bedrijf. ”Dit is toch wel een opmerkelijk cijfer,” klinkt het , “de CEO schat zijn werknemers hoog in, maar ziet maar weinig promotiekansen binnen de eigen organisatie. Het lijkt erop dat hij vooral wil garanderen dat de huidige functie goed ingevuld wordt en daarom eerder extern gaat aanwerven voor een nieuwe functie. De werknemers die in 2015 in het Talent-O-meteronderzoek bevraagd werden hadden een gelijkaardig beeld over hun interne doorgroeikansen naar andere functies (44%). Toch zien bedrijfsleiders het succes van hun werknemers in de arbeidsmarkt niet als een bedreiging: Ze zijn er namelijk van overtuigd dat hun werknemers loyaal blijven tegenover hun bedrijf.”
Rooskleurige blik naar de toekomst
Dat vertrouwen wordt verder geïllustreerd wanneer bedrijfsleiders naar de toekomst kijken. Zo is 65,5% ervan overtuigd dat hun werknemers over vijf jaar hun huidige job nog steeds graag zullen doen. Slechts 13% denkt dat hun werknemers tegen dan niet meer zo gemotiveerd zullen zijn als nu, terwijl 15% denkt dat ze hun huidige functie ontgroeid zullen zijn. Een wel erg rooskleurige conclusie, zo blijkt. Als werknemers dezelfde vraag krijgen, hebben ze een heel andere visie. Zo verklaart bijna een vierde van de werknemers hun job binnen 3 à 5 jaar ontgroeid te zullen zijn. Bijna 42% zegt tegen dan aan een nieuwe uitdaging toe te zijn, terwijl 30% verwacht minder gemotiveerd te zijn.
Het enthousiasme van de werkgever wordt dus niet weerpiegeld bij hun werknemers. “Werknemers willen zich inhoudelijk kunnen blijven ontplooien“. Een CEO die zijn mensen dus op lange termijn aan zijn organisatie wil binden, moet aandacht hebben voor hun ontwikkeling. Verder: “En dat doe je in de eerste plaats door een dialoog te voeren met je personeel, want daardoor identificeer je hun sterktes en wordt het evolueren binnen je job en binnen de organisatie een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Op basis van die talenten kan je een groeipad voorstellen met nieuwe verantwoordelijkheden en uitdagingen. Daardoor hou je je mensen geboeid, en blijven ze hun job langer met goesting doen. Je vergroot hun inzetbaarheid binnen de organisatie.” CEO’s zijn trots op het talent dat ze in huis hebben. Tegelijkertijd tonen de resultaten dat werkgevers meer actie moeten ondernemen om de ontwikkeling van hun personeel verder te stimuleren. “Want het is simpel: als je werknemer groeit, groeit je onderneming mee.”
Bouwen aan duurzame inzetbaarheid is gezamenlijke verantwoordelijkheid
En daar knelt het schoentje: werkgevers vinden dat ze al heel wat initiatieven nemen om de inzetbaarheid van hun werknemers te versterken. Maar liefst 70% van de CEO’s zegt dat hij genoeg doet om de inzetbaarheid van zijn werknemers te verhogen en dat ook de werknemer zijn deel van de inspanning levert: zo zou volgens bijna driekwart van de CEO’s hun werknemers beroep doen op hun leidinggevende voor advies of coaching.
Maar terwijl bedrijfsleiders ervan overtuigd zijn dat er langs twee kanten getimmerd wordt aan dat groeipad van duurzame inzetbaarheid, is het antwoord van werknemers ontnuchterend: amper 27% van de werknemers beaamt die conclusie, en zegt dat hun werkgever zich inspant om hun inzetbaarheid te verhogen. In realiteit benadert nog niet de helft van de werknemers hun leidinggevenden voor advies.