Eén op de acht werknemers die de afgelopen jaren een contract van onbepaalde duur afsloten met hun werkgever, zijn binnen het jaar alweer met hun job gestopt. Opvallend: vooral in de kleinere bedrijven is er nog steeds het vaakst een mismatch en vertrekken beduidend meer werknemers binnen het jaar. Betere loon- en arbeidsvoorwaarden en maatschappelijke relevantie voorkomen vroege verbreking.
Wanneer nieuwe werknemers hun job binnen het jaar alweer verlaten – op eigen initiatief of op initiatief van de werkgever – gaat het om een ‘slechte aanwerving’. Immers, wanneer werkgever en werknemer een arbeidscontract van onbepaalde duur overeenkomen, is dat met de intentie om voor een langere termijn samen te werken. Wordt dat contract toch (vroeg) verbroken, dan is de overeenkomst eigenlijk mislukt. Hr-expert Acerta Consult heeft deze aanwervingen verder onderzocht.
1 op de 8 contracten onbepaalde duur stopt al binnen het jaar – iedereen verliest
Uit de analyse door Acerta Consult van de reële gegevens van meer dan 31.000 werkgevers blijkt dat 1 op de 8 (12,5%) van contracten van onbepaalde duur binnen het jaar verbroken werd. In 8,7% van alle gevallen was die verbreking zelfs al binnen de 6 maanden een feit. Meestal gebeurt een vroege verbreking met wederzijds akkoord, maar in 1 op de 3 gevallen (32,4%) is het de werknemer die het initiatief neemt. In 1 op de 4 gevallen (25,8%), zo blijkt ook uit de analyse, besliste de werkgever dat het geen zin had om de samenwerking verder te zetten.
David Decouche, expert bij het Career Center van Acerta Consult: “Als twee partijen binnen het jaar alweer afscheid van elkaar nemen, terwijl er een samenwerking op lange termijn beoogd werd, dan is dat zonde van de tijd en van het geld. Werknemers hebben minstens zes maanden tot een jaar nodig in een nieuwe job vooraleer ze volledig ingewerkt zijn én beginnen renderen voor een onderneming. Dat verlies treft trouwens niet alleen werkgevers, maar ook de werknemers zelf, die nadien een nieuwe job moeten zoeken. Ook de collega’s in de onderneming zijn dikwijls de dupe als ze versterking zien komen en veel te vroeg weer zien vertrekken. De investering van een aanwerving begint dan weer van voor af aan, en die situatie wordt uiteraard best vermeden.”
Vroege verbrekingen komen vaker voor bij kleine werkgevers
Uit de cijfers van Acerta Consult blijkt duidelijk dat vroegtijdig beëindigde aanwervingen veel vaker voorkomen bij kleine dan bij grote werkgevers. Hoe meer werknemers in de onderneming al actief zijn, hoe minder vroege verbrekingen er gebeuren.
David Decouche: “Dat grotere bedrijven beter scoren voor wat betreft het in dienst houden van werknemers, is een gevolg van verschillende factoren. Grote bedrijven hebben, eerder dan kleine, een goed uitgewerkt hr-beleid, met duidelijke taakomschrijvingen, een onboarding-beleid voor nieuwe werknemers, opleidingen, functioneringsgesprekken, noem maar op. Die duidelijke structuur en ondersteuning helpen om effectief te rekruteren en bieden de nieuwe samenwerking daarna ook een solide bodem. In een kleiner bedrijf is de structuur meer fluïde, wordt een grotere flexibiliteit gevraagd en geboden, moeten mensen vooral polyvalent inzetbaar zijn en is de aanwerving soms meer gericht op de korte termijn. Een mismatch kan zich op verschillende vlakken manifesteren: een mismatch met de bedrijfscultuur, tussen het niveau van de job en de capaciteiten (die misschien toch onvoldoende zijn of net niet genoeg worden uitgedaagd), met de dagelijkse realiteit (bv. de dagelijkse verplaatsing werd onderschat). En als het dan niet (meteen) lukt, wordt in een kleiner bedrijf al sneller de knoop doorgehakt, ook omdat de beslissingslijnen daar korter zijn. Zo krijg je meer vroege verbrekingen bij bedrijven waar minder mensen werken. Nochtans: kleinere werkgevers kunnen extern hr-expertise inschakelen als ze zelf de investering niet kunnen doen. ”
Aantrekkingskracht van loon- en arbeidsvoorwaarden en maatschappelijk relevantie verklaren de verschillen tussen de sectoren
Bekijken we de data meer in detail op sectorniveau, dan stelt Acerta Consult ook daar duidelijke verschillen vast. Vroege verbrekingen doen zich het vaakst voor in de horeca. Logistiek & transport en de bouwsector vervolledigen de top 3. Aan de andere kant: de sectoren waar vroege verbrekingen opvallend minder voorkomen zijn de metaal-maakindustrie, de social profit en helemaal onderaan de sector van de chemie-farma-energie. Tussen die laatste en die eerste is het verschil in prevalentie van vroege verbrekingen maar liefst 21 procentpunt.
David Decouche: “Ook hier speelt de link tussen de grootte van de werkgever en het aantal vroege verbrekingen. De sectoren met een hoge score zijn ook de sectoren met veel kleinere werkgevers – de horeca, logistiek… – en omgekeerd. Soms kiezen mensen ook voor een sector, tot ze elders betere loon- en arbeidsvoorwaarden vinden. Zowel interessante loon- als arbeidsvoorwaarden (denk hier bvb aan werkuren, impact op werk-privé, …) hebben een positief effect op retentie. Dat speelt wat in het nadeel van bv. de horeca, maar is dan weer in het voordeel van bijvoorbeeld de chemie-farma-energiesector. In de social profit zou de maatschappelijke relevantie dan weer een doorslaggevende rol kunnen spelen. Mensen die in deze sector aan de slag gaan, kiezen daar meestal heel bewust voor, ze zijn intrinsiek meer gemotiveerd.”
Bron: Acerta