Lode Godderis, CEO van externe preventiedienst IDEWE en professor Arbeidsgeneeskunde aan de KU Leuven, lanceert vandaag zijn Manifest Re-integratie. Daarin legt Godderis, tevens auteur van het boek ‘Werken is genezen’, vijf broodnodige denkshifts op tafel om eindelijk het torenhoge langdurig ziekteverzuim – de teller staat op een half miljoen – terug te dringen. Want alle goedbedoelde initiatieven rijden zich nog te vaak vast in decennialang opgebouwde systeemfouten.
In het manifest roept Lode alle actoren – ook beleidsmakers – op om daar komaf mee te maken, zodat onze economie eindelijk de kentering inzet richting geslaagde en duurzame re-integratie van zieke werknemers. “Aan goede wil geen gebrek, maar zolang ons denken over re-integratie zich blijft vastrijden in dezelfde hardnekkige systeemfouten, zullen veel te veel werknemers en werkgevers – en onze economie en verzorgingsstaat – blíjven lijden onder de uitzichtloze ziekteverzuimsituaties.”
Het aantal langdurig zieken (dat zijn werknemers die langer dan een jaar afwezig zijn wegens medische redenen) neemt sinds 2008 onafgebroken toe en schommelt vandaag volgens het RIZIV rond de 500.000. Het Federaal Planbureau waarschuwt bovendien dat dat cijfer, bij ongewijzigd beleid, tegen 2035 zal oplopen tot bijna 600.000. Volgens de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid is België ook Europees koploper in het aandeel personen dat wegens ziekte of invaliditeit inactief is.
“Dit heeft allemaal een gigantische impact op tal van niveaus”, zegt Lode Godderis. “In de eerste plaats op mensen: zowel op het welzijn van de zieke werknemers als op de werkdruk van hun werkende collega’s. Maar ook economisch, op de performantie van de betrokken bedrijven en de gezondheid van onze algehele economie. En ten slotte zet het ook onze verzorgingsstaat onder druk. Dat dit niet kan blijven duren, daar is iedereen het over eens. Maar zolang het enkel bij dat besef en goede bedoelingen blijft, en we ondertussen dezelfde fouten blijven maken, zullen we er nooit in slagen om het langdurig ziekteverzuim structureel terug te dringen.”
Daarom legt Godderis vijf denkshifts op tafel die alle actoren – werknemers, werkgevers, hulpverleners en beleidsmakers – moeten maken: “Laat 2024, zeker met de nieuwe regeringen die nu gevormd worden, het jaar zijn waarin we het tij eindelijk keren.”
Shift 1: Van ‘wat kan men niet’ naar ‘wat kan men wel’
Het probleem: Neem nu ons denken over ziekteverzuim in het algemeen: van zodra iemand uitvalt, vertrekken alle stappen richting re-integratie vanuit de beperkingen die de ziekte of handicap veroorzaakt – vaak moet je die zelfs officieel laten erkennen vóór je hulp kan krijgen.
“Dat werkt niet alleen stigmatiserend, wat de drempel richting het zoeken van hulp verhoogt, maar werkt ook het zoeken naar een jobinvulling tegen”, duidt Godderis. “Die moet immers aansluiten bij je mogelijkheden, en niet de beperkingen. Alle actoren moeten dus bij alle steunmaatregelen rond re-integratie dus zo vroeg mogelijk in het proces vertrekken vanuit wat de patiënt wel kan, in plaats van niet kan.”
“Werken is in vele gevallen veel beter voor het herstel dan thuis zitten. Als we mensen pas re-integreren na volledige genezing, gebeurt dat te laat en met grotere kans op heruitval.”
Shift 2: van ‘wel of niet kunnen werken’ naar ‘werken is genezen’
Het probleem: In 2017 brak Lode in het boek ‘Werken is Genezen’ (Lannoo) al een lans voor de erkenning van de positieve invloed van werken op het genezingsproces. Vandaag stelt hij echter nog steeds vast dat veel hulpverleners, werkgevers en werknemers er nog steeds vanuit gaan dat je pas weer aan de slag kan na volledige genezing.
Lode Godderis: “Dit binaire denken – ‘je bent ofwel helemaal niet ofwel volledig arbeidsgeschikt, en je gaat meteen over van het ene naar de andere’ – is één van de meest problematische misvattingen”, duidt Godderis. “Eerst en vooral omdat mensen daardoor veel langer dan nodig volledig afgesneden blijven van de werkvloer (wat de kans op succesvolle re-integratie sterk verkleint), maar ook omdat mensen er meestal net trager door genezen in plaats van sneller. Want werken, bijvoorbeeld via deeltijdse heropstart, heeft zoveel heilzame effecten op het genezingsproces: je bent weer deel van een groep, hebt een doel, krijgt waardering, wordt uitgedaagd, voelt je weer nuttig voor de maatschappij…: dat is in de meeste gevallen net béter dan de hele dag thuis zitten.”
Shift 3: Van controle naar connectie
Het probleem: Valt iemand uit, dan gaat die naar de dokter voor een briefje – het bewijs – en wordt de afwezigheid via een berichtje aan de werkgever gemeld: zo gaat het in de overgrote meerderheid van de gevallen. Maar ook dat is volgens Lode een contraproductieve reflex met het oog op latere re-integratie.
“Het idee dat het ziektebriefje onrechtmatig ziekteverzuim tegengaat is ten eerste achterhaald – afschaffing leidt niét tot meer verzuim. Maar vooral: door die obsessie met controle verliezen we uit het oog dat de werknemer eigenlijk hulp nodig heeft. Maar een ‘ik ben ziek en hier is mijn briefje’-bericht naar HR slaat die deur net toe. Een veel beter systeem zou zijn dat de werknemer de afwezigheid telefonisch aan de directe leidinggevende meldt: dát is zinvolle connectie die beide partijen toelaat om met begrip voor elkaar de ernst van de uitval te bespreken en, wanneer een langere afwezigheid dreigt, meteen maar zonder forceren de dialoog rond latere re-integratie op te starten.”
“In tal van zorgdomeinen loopt het samenspel tussen hulpverleners al goed – we kunnen echt niet blijven aanvaarden dat het qua re-integratie zo mank blijft lopen.”
Shift 4: van ‘eiland’- naar ‘archipel’-mentaliteit
Het probleem: Het landschap van de hulpverleners in re-integratie is ingewikkeld en onduidelijk. Niet enkel voor patiënten en werkgevers, maar zelfs voor de verschillende hulpverleners. Zo verwijzen huisartsen nog steeds te weinig door naar de arbeidsarts bij uitval van een patiënt op het werk.
“Nochtans is dat een even cruciale specialist bij werkuitval als een dermatoloog bij huidaandoeningen. De arbeidsarts is bij uitstek de geschikte actor om de terugkeer naar het werk te begeleiden – ofwel bij de huidige werkgever in dezelfde of een andere rol, ofwel zelfs naar een totaal nieuwe functie elders. Onderzoek toont dat hoe sneller de arbeidsarts wordt aangehaakt, hoe groter de kans wordt op een geslaagde re-integratie. In heel veel domeinen van de algemene gezondheidszorg loopt dit samenspel al heel goed, en we kunnen echt niet langer aanvaarden dat het in dit domein zo mank blijft lopen.”
Hoe die samenwerking precies kan gerealiseerd worden, duidt Godderis in het volledige manifest.
Shift 5: van equality naar equity
Het probleem: In de huidige setting van arbeidsgeneeskunde en re-integratie ondergaat iedereen een uniforme procedure. In plaats van zorg of begeleiding te bieden op basis van persoonlijke behoeften, creëren we inefficiëntie en een beperking van middelen en beschikbare capaciteit.
“We moeten focussen op een efficiënte en effectieve aanpak, waarbij de beschikbare middelen optimaal worden benut en er op maat gemaakte ondersteuning kan worden geboden. Alleen staat de verouderde wetgeving waarin externe preventiediensten hun werk moeten doen ons nog te vaak in de weg. Neem nu periodieke onderzoeken: wettelijk gezien moéten die door de (arbeids)arts worden uitgevoerd, terwijl die perfect door verpleegkundigen gedaan kunnen worden, mits goede opleiding, begeleiding en duidelijke regels rond supervisie van de arbeidsarts als eindverantwoordelijke. Daarbij zitten we nog met een krappe arbeidsmarkt, die ook geldt voor preventie-adviseurs en verpleegkundigen, en een toename van taken zonder dat de financiële middelen mee-evolueren. We hebben dus nood aan een evolutie waarin we meer kunnen delegeren, wat meer broodnodige tijd vrijmaakt voor onze arbeidsartsen.”
Samen ziekteverzuim een halt toeroepen
“De moeizame re-integratie van langdurig zieken is één van dé economische en welzijnsuitdagingen van dit decennium”, sluit Godderis af. “Maar eentje die we aankunnen: de oplossingen liggen er, het is een kwestie van ze met z’n allen te zien en ze te benutten. Laat ons daar allemaal samen, van micro- tot macroniveau, aan werken.”