Net voor de historisch hoge loonindexering eind januari betalen werkgevers in België nu 38,5 euro per gepresteerd uur. Dat is 7,9% meer dan in 2021, toen dit nog 35,7 euro kostte. Sinds 2020 is de loonkost per effectief gewerkt uur gestegen met 10,7%. De loonkost per gewerkt uur nam sterker toe bij bedienden (+8,2%) dan bij arbeiders (+7,2%), en grotere bedrijven met meer dan 200 werknemers (+8,7%) voelen de stijging meer dan kleinere bedrijven (+7,3%).
Ondertussen bleef het percentage gepresteerde werktijd vorig jaar stabiel ten opzichte van het jaar daarvoor (78% vs. 77,2%). “Het duurder worden van gepresteerde werkuren heeft zeker geen goed gedaan aan de internationale concurrentiepositie van onze bedrijven, terwijl die zo belangrijk is,” zegt Els Vanderhaegen, juridisch expert bij Securex.
De loonkost per gewerkt uur werd berekend door de totale jaarlijkse loonkost te delen door het totaal aantal gepresteerde uren in dat jaar bij werknemers die al drie jaar aan de slag zijn bij hun werkgever. De stijging van deze loonkost per gewerkt uur is alvast niet te wijten aan een daling van het percentage gepresteerde uren . Terwijl in 2020 de gepresteerde werktijd nog 73,2% bedroeg, steeg hij in 2021 naar 77,2% om zo goed als ongewijzigd te blijven in 2022 (78%).
In de sectoren waar de lonen eenmaal per jaar worden geïndexeerd, kijken werkgevers in januari 2023 aan tegen een historisch hoge indexering van om en bij de 11%. Dit is bijvoorbeeld het geval in het paritair comité 200, met 500.000 bedienden het grootste van België. Nu blijkt dat aan de vooravond van deze hoge indexering de loonkost per effectief gewerkt uur voor werkgevers in 2022 al met 7,9% steeg tot 38,5 euro, ten opzichte van 35,7 euro in 2021. Vergeleken met 2020 is dit een stijging van 10,7%. Toen kostte een gewerkt uur nog 34,75 euro. Deze stijging is nagenoeg hetzelfde in Brussel (+7,8%), Vlaanderen (+8,1%) en Wallonië (+7,6%).
Els Vanderhaegen van Securex, licht toe: “Een product of dienst die een uur werktijd vraagt, was in 2022 omwille van loonkost al bijna tien procent duurder tegenover 2020. En dat is nog zonder de toegenomen energie- en grondstofprijzen gerekend. Het duurder worden van gepresteerde werkuren heeft zeker geen goed gedaan aan de internationale concurrentiepositie van onze bedrijven, terwijl die zo belangrijk is. De Nationale Bank toonde heel recent nog aan dat de brutomarges van bedrijven fel zijn gedaald. Overheidsinitiatieven zoals de aankomende RSZ-vermindering met 7,07% zijn dan ook broodnodig om het concurrentievermogen te vrijwaren.”
Forsere stijging bij bedienden
De stijging van de loonkost per gewerkt uur zet zich meer door bij bedienden dan bij arbeiders. Bij bedienden bedroeg de stijging 8,2% (van 41,7 euro naar 45,1 euro) en bij arbeiders was er een toename van 7,2% (van 27,1 euro naar 29,1 euro). Dit verschil is er enerzijds omdat een deel van de bedienden doorheen het jaar al loonindexaties genoot. Anderzijds nam, door het verder wegebben van tijdelijke werkloosheid, de gepresteerde werktijd bij arbeiders iets sterker toe in 2022 naar 74,6% (+1,4%), terwijl die bij bedienden nagenoeg stabiel bleef (80,4%).
In het paritair comité 200, waar er in januari van dit jaar een indexatie van 11,08% komt, steeg de loonkost per gewerkt uur in 2022 al met 7,3% naar 48,1 euro per gewerkt uur. Dit is significant minder dan bij bedienden die niet tewerkgesteld zijn binnen het paritair comité 200. Voor die laatste groep steeg de loonkost per effectief gepresteerd uur vorig jaar al met 8,9% (van 39,6 euro naar 43,1 euro).
Grotere bedrijven betalen meer
Doorgaans kregen grotere bedrijven met meer dan 200 werknemers een sterkere stijging van de loonkost per gewerkt uur te verwerken dan kleinere bedrijven tot 49 werknemers. Waar er bij deze kleinere ondernemingen in 2022 een stijging was van 7,3% (van 32,1 euro tot 34,5 euro), liep dit op tot 8,7% bij de grotere (van 42,7 euro tot 46,5 euro). De verklaring hiervoor ligt grotendeels bij de effectief gepresteerde werktijd, die in kleinere bedrijven in 2022 met 2,2% toenam tot 79,5%, terwijl dit percentage bij grotere bedrijven een daling kende met 1,2%, van 76,2% naar 75,6%. Hierbij zijn het de afwezigheden door vakantie, maar vooral door ziekte van korte duur (tot één maand) die doorwegen bij de grotere bedrijven. In 2022 werd daar 3,2% van de werktijd niet gepresteerd door ziekte van korte duur, terwijl dit bij kleinere ondernemingen 2,1% was.
Elisabeth Van Steendam, Manager Wellbeing bij Securex: “Reden te meer, en niet enkel voor grotere bedrijven, om de nodige aandacht te besteden aan een goed preventief absenteïsme- en welzijnsbeleid. Door de mate van kort absenteïsme te herleiden tot een zo aanvaardbaar mogelijk niveau, kan je ook de loonkost per effectief gepresteerd uur terugdringen. Dat kan onder meer door in te zetten op bepalende factoren zoals motivatie en verbondenheid.”
Bron: deze resultaten zijn gebaseerd op data van het sociaal secretariaat van Securex. De longitudinale steekproef voor deze studie telt 9.938 ondernemingen en 50.132 werknemers (41,7% arbeiders en 58,3% bedienden). Deze werknemers traden in dienst bij hun onderneming voor 01/01/2020, en zijn dus al drie jaar aan de slag bij dezelfde werkgever. Werknemers die tijdens een van de drie onderzochte jaren geen prestaties leverden werden geweerd. Daarnaast bevat de steekproef geen bedrijfsleiders, noch werknemers uit bedrijven met meer dan duizend werknemers. Ook werden extreme waarden bij de loonkost van meer dan driemaal de standaardafwijking geweerd.