Voor het eerst in vijf jaar zijn er meer werknemers met een vast contract vertrokken op hun job dan er werknemers aan een nieuwe job begonnen. Enerzijds vertrokken er meer werknemers op vraag van hun werkgever of in onderling overleg. Anderzijds vinden bedrijven door de krappe arbeidsmarkt minder snel geschikte kandidaten om openstaande vacatures in te vullen.
Opvallend: vooral jongeren onder de 25 zeggen hun vaste job snel op. Meer dan één op de vijf vertrok dit jaar al bij hun werkgever. Dat blijkt uit een onderzoek van hr-dienstverlener Acerta op basis van een vaste dataset van 200.000 werknemers actief in 20.000 bedrijven.
De verhouding tussen het aantal nieuw afgesloten arbeidscontracten van onbepaalde duur en het aantal stopgezette contracten, toont aan hoe het met de jobmobiliteit in ons land gesteld is. Die mobiliteit is een indicator van de werking van onze arbeidsmarkt. Meer dan vijf jaar lang werden er meer nieuwe contracten afgesloten dan er contracten stopgezet werden. Dit jaar is het saldo tussen de instroom en uitstroom voor het eerst over alle sectoren heen negatief (daling van 2 procentpunt), zo blijkt uit de analyse van Acerta. De hr-dienstverlener volgde hiervoor vijf jaar lang een vaste set van 200.000 werknemers. Uitschieters zijn de sectoren handel (-3 procentpunt), en de horeca (-7 procentpunt). Vooral in die sectoren vertrokken dus meer werknemers op hun job dan er aan een nieuwe job begonnen.
Hannelore Van Meldert, directeur talent acquisitie en oriëntatie: “Het negatieve saldo tussen instroom en uitstroom is in deze bedrijven vooral te verklaren doordat er enerzijds meer werknemers op vraag van hun werkgever of in onderling overleg vertrokken. Anderzijds vinden bedrijven door de krappe arbeidsmarkt moeilijker geschikte kandidaten om openstaande vacatures in te vullen, waardoor de instroom ook is teruggevallen. Ook het aantal werknemers dat afgelopen jaar op pensioen ging, bleef hoog. 10% van degenen die dit jaar op hun job vertrokken, ging met pensioen. Een negatieve verhouding tussen instroom en uitstroom kan ook te maken hebben met de steeds toenemende digitalisering. Het is niet ondenkbaar dat dat werkgevers het tekort aan mensen als gevolg van de arbeidskrapte (deels) proberen op te vangen door processen verder te automatiseren of digitaliseren.”
Eén op de vijf jongeren vertrok dit jaar bij werkgever
Als een contract van onbepaalde duur voortijdig (vóór pensionering) wordt verbroken, is dat de laatste jaren meestal het initiatief van de werknemer.
De cijfers van 2023 geven aan dat vooral jongere werknemers hun contract beëindigen. Van de 20 à 25-jarigen is 1 op de 5 (21,3%) bij hun werkgever vertrokken, ook al had hij/zij een contract van onbepaalde duur. Ook onder de 25 à 30-jarigen ligt dat cijfer ook nog altijd hoog: 17,2%.
Hannelore Van Meldert: “Medewerkers uit de leeftijdscategorie 20-30 jaar blijken de groep met het grootste risico op vertrek. Het is voor bedrijven dan ook zaak om voldoende te investeren in een gedegen retentiebeleid dat inzet op welzijn, zingeving, carrièrekansen, opleidingen en bijscholingen. Dat bespaart een werkgever heel wat tijd, geld en kopzorgen. Een succesvol retentiebeleid zet in op intrinsieke motivatoren, die ervoor zorgen dat ook jonge werknemers voldoende autonomie krijgen, zich verbonden voelen met het bedrijf én kunnen bijleren op de werkvloer. Extrinsieke motivatoren, zoals verloning, moeten uiteraard ook marktconform zijn.”
Bron: voor deze studie is vertrokken van een vaste dataset van 200.000 werknemers, arbeiders of bedienden met een contract van onbepaalde duur, bij 20.000 werkgevers uit de private sector, waartoe zowel kmo’s als grote ondernemingen behoren en die Acerta de hele periode van 2019 tot en met 2023 heeft kunnen volgen, aangezien zij klant bleven van Acerta en Acerta hun vaste hr-partner was. Zijn dus uitgesloten van deze dataset: studenten, flexi-jobs, interimarbeid, contracten bepaalde duur. Werknemers en werkgevers uit de publieke sector en zelfstandigen maken evenmin deel uit van deze dataset. Gezien de mix van sectoren, regio’s, geslacht, leeftijd, enz. kunnen we stellen dat de bestudeerde dataset representatief is voor de Belgische arbeidsmarkt. Hier worden telkens de eerste negen maanden van elk jaar met elkaar vergeleken.