De Belgische economie ging in de eerste helft van dit jaar door een uitzonderlijk zware recessie ten gevolge van de maatregelen die in binnen- en buitenland werden genomen om het coronavirus te bestrijden. Op basis van recente gegevens is de economische schade in de meeste eurolanden in die periode minder omvangrijk gebleken dan ingeschat in de junivooruitzichten. Voor België resulteert dat in een minder negatieve jaargroei in 2020 (-7,4% in de plaats van -10,6%). Ondertussen zijn grote delen van de economieën heropend, maar heropflakkeringen van het virus tasten het vertrouwen aan en remmen de dynamiek van het economisch herstel enigszins af. In 2021 zou de Belgische economie groeien met 6,5% (t.o.v. 8,2% in de juniraming). De binnenlandse werkgelegenheid zou over beide jaren samen met 82.000 personen afnemen.
In dit scenario wordt o.m. verondersteld dat het herstel in binnen- en buitenland niet in het gedrang komt door nieuwe omvangrijke inperkingsmaatregelen. De evolutie van de pandemie blijft echter een bron van onzekerheid voor ondernemingen en consumenten.
Zoals de wet van 21 december 1994 voorschrijft, heeft het Instituut voor de Nationale Rekeningen de cijfers van de economische begroting meegedeeld aan de minister van Economie. Deze macro-economische vooruitzichten houden enkel rekening met de maatregelen waarvan de modaliteiten met voldoende precisie gekend zijn.
Een gedeeltelijk herstel van de wereldeconomie in 2021
De wereldeconomie werd het voorbije halfjaar hard getroffen door de coronapandemie en verzeilde in een historische recessie. De economische vooruitzichten voor de tweede helft van 2020 en voor 2021 zijn uiterst onzeker, temeer daar de epidemie in een aantal landen nog niet onder controle is. De dynamiek van de heropleving wordt voor een belangrijk deel bepaald door de mate waarin het vertrouwen van de consumenten en de ondernemers zich herstelt, wat op zijn beurt de effectiviteit van de steunmaatregelen van de overheden en de centrale banken beïnvloedt. Voor de Europese economie wordt een geleidelijk vertrouwensherstel verondersteld naarmate de inperkingsmaatregelen verder worden afgebouwd en het aantal besmettingen onder controle blijft. Niettemin wordt de krimp van de economische activiteit, die voor de eurozone geraamd wordt op 7,9% in 2020, slechts gedeeltelijk ongedaan gemaakt in 2021 met een economische groei van 5,7%.
De Belgische economie herneemt onder impuls van de uitvoer en de particuliere consumptie
Midden maart werd de activiteit in grote delen van de Belgische economie teruggeschroefd of stilgelegd. Daardoor viel het bbp in het eerste kwartaal sterk terug (-3,5%). De inperkingsmaatregelen remden vooral in het tweede kwartaal de economische activiteit af, wat resulteerde in een bijkomende krimp van 12,1%. Gegeven de hierboven geschetste context, zou de Belgische economie een gedeeltelijke inhaalbeweging maken in de tweede helft van 2020 en in 2021, aangedreven door de uitvoer en de particuliere consumptie. Op jaarbasis zou de Belgische economie in 2020 krimpen met 7,4% en vervolgens hernemen met 6,5% in 2021.
In lijn met de buitenlandse afzetmarkten zou de Belgische uitvoer in 2020 terugvallen met 7,3% en in 2021 aantrekken met 7,0 %. Deze ontwikkeling van de uitvoer leidt, in combinatie met die van de binnenlandse vraag, tot een daling van het invoervolume van 6,7% in 2020, gevolgd door een stijging van 8,6% in 2021.
Ondanks de omvang van de economische schok houdt het reëel beschikbaar inkomen van de particulieren in 2020 relatief goed stand (-0,3%), mede dankzij overheidsmaatregelen. Zo hebben de uitbreiding van het systeem van tijdelijke werkloosheid met een verhoogde uitkering voor werknemers en het overbruggingsrecht en de premies voor zelfstandigen het verlies aan inkomen en aan werkgelegenheid kunnen beperken. Bovendien is de inflatie dit jaar aanzienlijk lager dan de indexering van de lonen en van de sociale uitkeringen. Niettemin zou de particuliere consumptie in 2020 dalen met 8,7% door het sterk aangetaste consumentenvertrouwen (als gevolg van de toegenomen vrees voor werkloosheid) en door de beperktere consumptiemogelijkheden tijdens de lockdown. Door de heropening van de meeste handelszaken zou de particuliere consumptie terugkeren naar een normaler niveau, wat gepaard gaat met een groei in 2021 (9,0 %) die de toename van het reëel beschikbaar inkomen (2,0%) ruimschoots overtreft. De gezinsspaarquote zou dan ook terugvallen tot 14,7% in 2021, na een forse stijging tot 20,1% dit jaar, maar boven het niveau van 2019 (12,9%) blijven. De investeringen in woongebouwen vallen eveneens terug in 2020 (-10,2%) en maken dat verlies gedeeltelijk goed in 2021 (+8,9%).
De bedrijfsinvesteringen zouden dit jaar dalen met 12,9%. De forse krimp van de economische activiteit tast de rendabiliteit aan, terwijl de door de overheid voorziene financiële tegemoetkomingen (hinder- en compensatiepremies) het omzetverlies slechts gedeeltelijk compenseren. Door de huidige onzekerheid komt het herstel van de investeringen slechts traag op gang. De bedrijfsinvesteringen zouden in 2021 hernemen met 11,4% in het licht van betere afzetperspectieven en een gunstige ontwikkeling van de rendabiliteit.
De overheidsinvesteringen werden in de eerste helft van 2020 tijdelijk teruggeschroefd, waarna ze zich snel zouden normaliseren. Daardoor blijft hun terugval in 2020 beperkt tot 5,1% en zorgt een niveau-effect voor een forse volumegroei van 14,1% in 2021. De volumegroei van de overheidsconsumptie vertraagt in 2020 tot 0,4%, maar versnelt in 2021 tot 2,4%.
De steunmaatregelen beperken tot dusver de impact van de crisis op de arbeidsmarkt
Het uitbreken van de crisis ging gepaard met een onmiddellijk verlies van arbeidsplaatsen tijdens de tweede helft van maart. Dat verlies deed zich vooral voor bij kortlopende arbeidscontracten (zoals interimarbeid en studentenarbeid). Vaste arbeidscontracten bleven grotendeels gevrijwaard aangezien bedrijven uitgebreid beroep deden op het systeem van tijdelijke werkloosheid, dat soepeler toegankelijk werd.
In de loop van het tweede kwartaal maakte de interimarbeid een gedeelte van het verloren terrein weer goed naarmate de inperkingsmaatregelen versoepeld werden, zodat de afname van de werkgelegenheid vertraagde. Het werkgelegenheidsverlies zou ook tijdens het derde kwartaal eerder beperkt blijven, maar terug oplopen tijdens het vierde kwartaal, naarmate de diverse steunmaatregelen geleidelijk worden afgebouwd en de productiviteitsgroei verder aantrekt.
In de loop van 2020 zou de binnenlandse werkgelegenheid daardoor met 95.000 personen dalen. In jaargemiddelden blijft de afname dit jaar evenwel beperkt tot 27.000 personen, rekening houdend met een bijzonder positief startpunt eind 2019. Voor 2021 wordt een verdere terugval van de binnenlandse werkgelegenheid verwacht tijdens de eerste jaarhelft (-33.000 personen), maar een herneming gedurende de tweede jaarhelft (+41.000 personen). In jaargemiddelden zou de afname van de werkgelegenheid in 2021 (-55.000 personen) veel meer uitgesproken zijn dan in 2020, door een bijzonder ongunstig startpunt.
De werkloosheid nam fors toe tijdens de maanden maart en april, maar heeft zich sindsdien gestabiliseerd. Haar evolutie weerspiegelt tot dusver slechts zeer gedeeltelijk het verlies aan arbeidsplaatsen. De beroepsbevolking is dus afgenomen sinds het uitbreken van de pandemie. In het vierde kwartaal van 2020 en de eerste jaarhelft van 2021 zou de werkloosheid echter gevoelig oplopen, gegeven de terugval in de binnenlandse werkgelegenheid. De afname van de werkloosheid in de tweede jaarhelft van 2021 blijft beperkt omdat de groei van de beroepsbevolking dan stevig aantrekt. In jaargemiddelden is de toename van de werkloosheid in 2021 aanzienlijk sterker (+75.000 personen) dan dit jaar (+22.000 personen). De (administratieve) werkloosheidsgraad stijgt van 8,9% in 2019 tot 10,7% in 2021.
De inflatie trekt in 2021 aan door stijgende energieprijzen
De wereldwijde terugval in de economische activiteit deed de energieprijzen fors dalen. Als gevolg daarvan viel de inflatie, gemeten aan de hand van het nationaal indexcijfer van de consumptieprijzen, terug tot 0,5% in mei. Sindsdien zijn de olie- en elektriciteitsprijzen toegenomen en recent bereikte ook de aardgasprijs een dieptepunt. Op basis van de termijnmarktnoteringen van eind augustus wordt een geleidelijke toename van alle energieprijzen verwacht, die zou bijdragen tot een stijging van de inflatie.
Ondanks de forse vraaguitval bleef de onderliggende inflatie relatief stabiel tijdens de afgelopen maanden. Naarmate de economische activiteit aan kracht wint, zou de onderliggende inflatie in 2021 licht hernemen. Al bij al zou de totale inflatie afkoelen van 1,4% in 2019 tot 0,8% dit jaar en hernemen tot 1,4% in 2021. De groei van de gezondheidsindex, die minder sterk wordt beïnvloed door het olieprijsverloop, zou dit jaar 1,1% en volgend jaar 1,3% bedragen. De huidige spilindex (109,34) zou overschreden worden in augustus 2021.
Als gevolg daarvan zouden de sociale uitkeringen in september 2021 en de wedden van het overheidspersoneel in oktober 2021 met 2% aangepast worden aan de gestegen levensduurte.
Bron: Federaal Planbureau