Eén jaar na de invoering van het verplichte opleidingsplan voor werkgevers met minstens twintig werknemers blijkt dat de Belgische bediende achterblijft in het volgen van opleidingen. Dat blijkt uit een analyse van HR-partner Bright Plus voor de periode juni 2022 – juni 2023, samen met Ivox en motivatie-expert dr. Hermina van Coillie. Gemiddeld volgt de Belgische bediende gemiddeld 27,2 opleidingsuren per jaar, oftewel 3,4 dagen. Dat cijfer ligt niet alleen onder de huidige verplichting van vier dagen per VTE, maar blijft ook ver verwijderd van de opgelegde doelstelling van vijf voorziene opleidingsdagen in 2024.
De arbeidsdeal heeft het individueel opleidingsrecht voor werknemers als belangrijk speerpunt. In tegenstelling tot het vroegere collectieve opleidingsrecht moeten bedrijven vanaf twintig werknemers nu een opleidingsplan opstellen die een minimum hoeveelheid opleidingstijd per werknemer voorziet. Het ging om vier dagen in 2023 en vijf dagen vanaf 2024 per voltijdse equivalent (VTE). Ook ligt er momenteel een voorstel om dit nauw op te volgen waarbij werkgevers binnenkort alle opleidingsdagen dienen te registreren en, indien ze niet aan de eisen voldoen, op een publieke lijst kunnen terechtkomen.
Gemiddeld volgen de Belgische bedienden 27,2 opleidingsuren, of 3,4 dagen per jaar. Voorlopig hebben de verplichte opleidingsdagen dus nog niet het gewenste effect op de Belgische werkvloer.
Geen enkele generatie klaar voor volgend jaar
Uit de analyse van Bright Plus blijkt dat enkel de Gen Z’ers met bediendencontract met gemiddeld 4,8 gevolgde opleidingsdagen per jaar de huidige ondergrens van vier opleidingsdagen halen. Dit komt vooral omdat ze met hun beperktere ervaring meer onboardingsopleidingen dienen te volgen of basisopleidingen krijgen aan de start van hun carrière. Generatie Y, of de ‘millenials‘ volgt gemiddeld 3,7 opleidingsdagen, Generatie X, 3 en de babyboomers blijven steken op 2,1 opleidingsdagen. Dat wil zeggen dat geen enkele generatie voldoende opleidingen volgt om de verplichte ondergrens van vijf opleidingsdagen vanaf januari volgend jaar te halen. Een op de drie Belgische bedienden volgt zelfs geen enkele opleiding. Bij de babyboomgeneratie loopt dit op tot meer dan de helft (51,6%).
Kloof tussen intentie en realiteit
Dit staat haaks op de duidelijke vraag van bedienden naar meer opleidingen – gemiddeld 61,6 uur of 7,7 dagen per jaar. Er is dus een duidelijke kloof tussen intentie en daad. Bedienden geven vooral een gebrek aan tijd als verklaring of omdat het opleidingsaanbod niet voldoende duidelijk of relevant is. Daarnaast is er een kleine halsstarrige groep die totaal geen interesse heeft in opleidingsmogelijkheden. Meer dan een op de tien bedienden (11.6%) geeft aan totaal geen opleiding te willen volgen. Babyboomers tonen een significant hogere weerstand: 28.2% wil geen opleidingen volgen.
Linda Cappelle, General Manager van Bright Plus, benadrukt: “Het dichten van de kloof tussen intentie en daad is van essentieel belang om bij te blijven met de competenties in de snel evoluerende arbeidsmarkt van vandaag. Werkgevers moeten daarom inzetten op een opleidingsaanbod dat nog nauwer aansluit bij de specifieke behoeften en ambities van hun medewerkers alsook de langetermijndoelstellingen van de organisatie. Tot slot moeten bedrijven ook rekening houden met de snelle veranderingen op de arbeidsmarkt. Een opleiding zal pas aanslaan als ze zinvol of boeiend is, en als er voldoende tijd voor wordt gemaakt. Opleidingen komen namelijk vaak boven op het dagdagelijkse werk en ze worden nog te vaak gezien als een fysiek lesmoment van een volledige dag. Maar je kan hier creatief mee omgaan: ook kortere e-learnings, webinars of snelle interne leermomenten vallen onder de noemer van opleidingen en dragen positief bij tot de ontplooiing van medewerkers.”
Uit het onderzoek blijkt ook dat de grootte van teams een impact heeft: hoe groter het team waarin de bediende werkt, hoe meer opleidingsdagen hij of zij gemiddeld volgt. Een verklaring daarvoor zou kunnen zijn dat het werk makkelijker herverdeeld of opgevangen kan worden door collega’s tijdens opleidingsdagen of dat er sprake is van een positief opleidingsklimaat waarbij collega’s elkaar motiveren om opleidingen te volgen.
Centrale rol motivatie
Een doordacht en gepersonaliseerd opleidingsbeleid vormt de sleutel tot het effectief stimuleren van medewerkers om opleidingen te volgen en het niet enkel als een verplichting te zien van het het bedrijf. Dat is blijkbaar het geval voor 11.1% van de babyboomers. Bij Gen-Z is dat bijvoorbeeld amper 1,9%.
De positieve motivatie lijkt ook groter bij de jongere medewerkers: zes op de tien Gen-Z’ers (58.3%) vindt het zinvol om een opleiding te volgen om bij te blijven met nieuwe skills. Bij de babyboomers ligt dat een stuk lager met 45%. Logischerwijs geven Gen Z’ers ook significant vaker aan een opleiding te volgen om te kunnen groeien in hun rol (55.3%) terwijl dat bij babyboomers, vaak met het einde van hun loopbaan in zicht, meer dan de helft lager ligt met 19.2%.
Opleidingen komen vaak ‘bovenop’ het dagdagelijkse werk. Hiervoor voldoende tijd voorzien, kan een oplossing zijn. Zet vervolgens volop in op de zinvolheid van opleidingen en geef de relevantie ervan mee voor hun dagdagelijkse werk.
Dr. Hermina Van Coillie, motivatie-expert, benadrukt: “Het is van essentieel belang om te begrijpen wat de visie is van je medewerkers op hun job en hoe ze hun professionele toekomst zien. Logischerwijs zijn daar verschillen in afhankelijk van de anciënniteit en leeftijd van medewerkers. Door in te zetten op een beleid dat medewerkers niet alleen ondersteunt in hun professionele groei, maar ook hun autonomie respecteert, creëren werkgevers een omgeving waarin leren en ontwikkelen niet alleen een verplichting is, maar ook een waardevolle bron van motivatie en voldoening wordt. Het gaat verder dan slechts het aanbieden van opleidingen; het gaat om het vormgeven van een cultuur waarin leren synoniem staat voor groei en vooruitgang, op professioneel en persoonlijk vlak.”
Bron: online onderzoek uitgevoerd door onderzoeksbureau iVOX in opdracht van Bright Plus tussen 16 t.e.m. 30 juni 2023 bij 1204 Belgische bedienden die minstens halftijds op kantoor werken representatief op taal, geslacht, leeftijd en diploma. De maximale foutenmarge bij 1204 Belgen bedraagt 2,74%.