Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen brengt de jaarlijkse loonkloofcijfers uit. De opleving van de economie na de coronacrisis komt de gendergelijkheid ten goede. Gecorrigeerd voor arbeidsduur bedraagt de loonkloof nu 7,0%. Dit jaar heeft het Instituut ervoor gekozen om zich te focussen op beloningsverschillen in de sport. De resultaten zijn opzienbarend. De loonkloof stijgt naar 81%.
De data hebben betrekking op 2022. In de privésector daalt de loonkloof met anderhalf procentpunt (tot 10,2%). De loonkloof in de publieke sector bedraagt 4,2%.
Deeltijds werken is een van de belangrijkste oorzaken van de loonkloof, en de meerderheid van deeltijdbanen wordt door vrouwen uitgevoerd. Vrouwen hebben dus gemiddeld minder betaalde werkuren dan mannen. Ongecorrigeerd voor arbeidsduur bedraagt de loonkloof 19,9% in 2022, in vergelijking met 21,0% het jaar ervoor. Deze positieve evolutie is multifactorieel dus moeilijk om eenvoudig te verklaren.
De heropleving van de economie na de coronacrisis heeft een positief effect gehad op de loonkloof. In 2022 waren er verschillende indexsprongen. Indexsprongen zijn in principe genderneutraal: als alle lonen stijgen met 2%, dan wordt het loonverschil uitgedrukt in euro’s tussen lage en hoge lonen wel groter, maar uitgedrukt als een percentage blijft dat hetzelfde.
In de sport bedraagt de loonkloof 81%
Sinds 1 januari 2022 is er een nieuwe regeling van kracht voor de sociale zekerheid van betaalde sportbeoefenaars. Vroeger werden socialezekerheidsbijdragen van sportbeoefenaars berekend op basis van een inkomensplafond; sinds 2022 worden ze berekend op basis van hun reële lonen. Het Instituut baseert zich op de gegevens van de RSZ voor de berekening van de loonkloof. Deze verandering heeft dus een grote impact gehad op de statistieken. Daarnaast ontvangen sommige (meestal mannelijke) sportbeoefenaars zulke hoge lonen dat die doorwegen in de sectorcijfers. Een specifiek rapport over de loonkloof in de sport was daarom nodig, en de resultaten zijn opvallend.
De loonkloof bij de betaalde sportbeoefenaars bedraagt in België 81%, gecorrigeerd voor arbeidsduur en 85% ongecorrigeerd voor arbeidsduur.
“Om het te maken in de topsport is het belangrijk dat atleten zich daar professioneel op kunnen toeleggen. Maar op dit moment blijft dit een utopie voor veel vrouwelijke sportbeoefenaars. De genderkloof is echter gigantisch. 6% van de profs is vrouw. Bovendien gaat het voor 59% van hen om een deeltijdse tewerkstelling, ten opzichte van 30% bij mannelijke profs. Deeltijds aan topsport doen is uiteraard een illusie: in de praktijk betekent dat deeltijds betaald worden om je (meer dan) voltijds op je sport te richten.” aldus Liesbet Stevens, Adjunct-directeur van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen
De gelijkheid van vrouwen en mannen in de sport moet dan ook aan aandachtspunt blijven en op lange termijn verder uitgewerkt worden met de steun van alle betrokken actoren en stakeholders. Concrete acties kunnen deze overgang ondersteunen, waaronder: identiek prijzengeld garanderen voor vergelijkbare wedstrijden voor vrouwen en mannen, meer aandacht in de media voor de vrouwen- en gemengde sporten, en eerlijke steun voor atleten van de overheid en federaties, zodat topsportsters fatsoenlijk van hun sport kunnen leven.
Download Brochure “Loonkloofcijfers 2024” : https://igvm-iefh.belgium.be/sites/default/files/2024-loonkloofcijfers.pdf
Bron : Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen