Welke hinderpalen staan de mobiliteit van werknemers, kapitaal, goederen en diensten in België in de weg? Remt het overschrijden van een gewestelijke grens die economische stromen af? Speelt afstand ten tijde van de mondialisering nog een rol? De NBB heeft de economische stromen tussen de Belgische gewesten in een artikel voor het Economisch Tijdschrift verzameld om deze vragen zo optimaal mogelijk te beantwoorden.
De Belgische arbeidsmarkt vertoont grote verschillen tussen de drie gewesten, met name wat de werkloosheidsgraad betreft. Tegen die achtergrond zou men verwachten dat er zich een convergentieproces voordoet, meer bepaald in de vorm van mobiliteit van de werknemers. Het is echter zo dat 85% van de loontrekkenden werken in het gewest waar ze wonen. Dat geldt nog meer op het provinciale niveau : 75% van de loontrekkenden blijven in hun eigen provincie werken.
Er bestaan ongetwijfeld verschillen tussen de gewesten. In Brussel en in Wallonië is het aandeel van de intergewestelijke pendelaars (ongeveer 20% van de totale werkgelegenheid) groter dan in Vlaanderen (12%). Economische noodzaak breekt hier wet.
Afstand zet onmiskenbaar een rem op de geografische mobiliteit, maar de impact ervan hangt af van de kenmerken van de werknemers. Hooggeschoolden, bedienden uit de private sector en ambtenaren steken, om naar hun werk te gaan, vaker de gewestelijke grenzen over dan midden- en laaggeschoolden, of dan arbeiders. Ook de bezoldiging is belangrijk : het aandeel van de intergewestelijke pendelaars neemt fors toe met het salaris. En, ten slotte, is de bedrijfstak cruciaal : de intergewestelijke werknemers zijn doorgaans actief in banken en verzekeringsondernemingen, informaticabedrijven, overheidsinstanties en in de dienstverlening aan bedrijven. Zowel voor het noorden als voor het zuiden van het land is Brussel de bestemming bij uitstek van de intergewestelijke pendelaars. In het Hoofdstedelijk Gewest is er veel vraag naar geschoolde arbeidskrachten door de concentratie van administratieve hubs en hoofdkantoren van bedrijven.
Aangezien de lagergeschoolde werknemers het minst mobiel zijn, zijn ze des te meer afhankelijk van de lokale mogelijkheden inzake werkgelegenheid. Het is in die context weinig realistisch om ervan uit te gaan dat de mobiliteit van de werknemers op zich voldoende zal zijn om de gewestelijke verschillen te doen verdwijnen.
Weinig – doch belangrijke – financiële banden
Wat het kapitaalverkeer betreft, is het resultaat opvallend. In Vlaanderen en in Wallonië heeft amper 1 à 2 % van de bedrijven financiële participaties of vestigingen in een ander gewest. In Brussel ligt dat percentage hoger (6 %) omdat het Brussels grondgebied een groot aantal hoofdkantoren telt.
En wat van de 600 bedrijven die vestigingen hebben in de drie gewesten ? Ofschoon die 600 bedrijven weinig talrijk zijn in verhouding tot de meer dan 300 000 bedrijven in België, gaat het om grote bedrijven met gemiddeld meer dan 800 loontrekkenden in dienst. Ze zijn stevig verankerd in België want slechts een kwart van die bedrijven investeren rechtstreeks in het buitenland. Ze zijn actief in diverse bedrijfstakken, vooral in uitzendwerk, supermarkten, banken, post- en transportactiviteiten, enz.
Hoewel, ten slotte, bij het intergewestelijk kapitaalverkeer slechts weinig bedrijven betrokken zijn, vertegenwoordigen ze een zeer aanzienlijk werkgelegenheidsvolume. Zowel in Vlaanderen als in Wallonië is meer dan een derde van de werknemers uit de private sector actief in bi- of tri-gewestelijke groepen. In Brussel ligt die verhouding nog groter.
Het goederen- en handelsverkeer tussen de gewesten is aanzienlijk
Om de omvang van de verkoop van het ene gewest aan de beide andere gewesten te evalueren, is het interessant die verkoop te vergelijken met de verkoop aan het buitenland, met andere woorden met de uitvoer van goederen en diensten (ongerekend wederuitvoer). Voor de in Vlaanderen gevestigde bedrijven maakt de verkoop richting Brussel en Wallonië concreet 29 % uit van de totale extragewestelijke verkoop. Bij wijze van vergelijking : Duitsland heeft een gewicht van 10 %, Nederland en Frankrijk 9 %. De intergewestelijke markt is nog belangrijker voor de Waalse bedrijven, namelijk 44 %, tegen 13 % voor Frankrijk, 8 % voor Duitsland en 4 % voor Nederland. Voor Brussel behelst de intergewestelijke markt meer dan 50 %, te weten 57 %, tegen 7 % voor de Verenigde Staten, 6 % voor Frankrijk en 5 % voor Nederland.
Twee aanvullende cijfers onderstrepen het belang van de intergewestelijke markt. In het staal exporteert 6 % van de bedrijven goederen en diensten naar het buitenland, terwijl het aandeel van de bedrijven die aan ten minste één ander gewest verkopen, 55 % beloopt. De intergewestelijke handel betreft dus een veel ruimer geheel van bedrijven dan de internationale handel.
Wat is de kostprijs van de afstand en de gewestelijke barrières in België ?
Om te beginnen, blijft de geografische afstand een rem zetten op de economische stromen. Zelfs in een klein dicht land zonder natuurlijke hinderpalen zoals België, neemt het aantal pendelaars, financiële participaties en ook het goederen- en dienstenverkeer duidelijk af met het aantal af te leggen kilometers. Dat fenomeen doet zich in elk gewest voor.
Naast de afstandsgebonden kosten is er ook een andere, doch minder belangrijke, barrière tussen Vlaanderen en Wallonië. Ze is hoger voor de pendelaars, middelmatig voor het kapitaal en de diensten, en lager voor de fabricaten. Het verkeer tussen Brussel en de beide andere gewesten ondervindt niet de minste hinder. Integendeel, het Brussels Gewest is zeer aantrekkelijk voor werknemers of ondernemingen uit de andere gewesten, zodanig zelfs dat de afstandsgebonden kosten er deels door worden gecompenseerd.
Bron: NBB