Door de steeds dalende rendementen die verzekeraars garanderen op TAK 21-verzekeringen, kost hetzelfde pensioenplan werkgevers vandaag gemiddeld 28% meer dan 5 jaar geleden. Het aanvullend pensioenplan, een vorm van uitgestelde verloning, waarmee nieuw talent wordt aangetrokken, wordt zo steeds duurder.
82% van de werkgevers biedt zijn werknemers een aanvullend pensioenplan aan via een TAK21-verzekering. Werkgevers moeten hierop een jaarlijks rendement garanderen van 1,75% per jaar. De laatste jaren is het rendement dat de verzekeraars geven op hun producten echter drastisch gedaald. Indien we het gemiddelde bekijken over de grootste verzekeraars in België dan is er een daling van 2,00% in 2014, naar 0,47% sinds 2017. Bij sommige verzekeraars is het toegekende rendement zelfs 0,01%. De werkgevers moeten dus een steeds grotere kloof dichten om het minimumrendement te kunnen garanderen.
Ter illustratie: een werknemer van 25 jaar heeft een brutomaandloon van € 3.000 en ontvangt een gemiddeld pensioenplan. Wanneer de werknemer, na een volledige carrière van 42 jaar, op zijn 67e op pensioen gaat, heeft hij – rekening houdend met het wettelijk minimumrendement van 1,75% – recht op € 150.000 aanvullend pensioen. Bij een verzekeraar met een verzekerd rendement van 0,01% zal echter slechts € 110.000 kapitaal zijn opgebouwd. De werkgever zal, tijdens de loopbaan van de werknemer, het tekort van € 40.000 moeten bijstorten. Dit komt neer op een jaarlijkse meerkost van 36% bovenop de huidige premie.
Werkgevers staan dus tussen twee vuren. Enerzijds is het aanvullend pensioenplan voor hen een belangrijke troef om nieuw talent aan te trekken. Anderzijds weegt de kost hiervoor steeds zwaarder door, waardoor de werkgever minder kan investeren in innovatie of de rekrutering van nieuwe talenten.
Daarnaast zullen, dankzij de harmonisering tussen de pensioenplannen voor arbeiders en bedienden, vanaf 2025 meer werknemers aanspraak maken op een aanvullend pensioen. Ondernemingen zullen hiervoor echter geen groter budget uittrekken. Op basis van de combinatie van de grotere groep werknemers die een pensioenplan zal krijgen en hoge jaarlijkse meerkost, kunnen we dus voorspellen dat de nieuwe plannen een lager voordeel zullen bieden dan de oudere. Bovendien klinkt ook de lobby voor een lager wettelijk minimumrendement steeds luider.
“Alhoewel pensioenplannen in de nabije toekomst waarschijnlijk minder zullen opbrengen, blijven ze toch zeer interessant”, aldus Franky Stevens, hoofdactuaris bij Mercer België. “Ten eerste staat het wettelijke pensioen, en de betaalbaarheid daarvan, al jaren onder druk. Het is dus dan ook helemaal niet zeker dat jonge werknemers binnen 30 jaar op een deftig wettelijk pensioen kunnen rekenen. Bovendien wordt het uitgestelde loon via een pensioenplan veel minder zwaar belast dan het maandelijkse salaris. Tenslotte, zelfs wanneer het wettelijk minimumrendement daalt naar 1% of zelfs 0,5%, dan nog levert dit meer op dan het spaarboekje bij de banken, waarop een minimumrendement van 0,11% telt.”
Bron: Mercer