Tien procent van alle werknemers verdienen 48,9% van de totale loonmassa wereldwijd, terwijl de 50% minst betaalde werknemers slechts 6.4% hiervan verdienen, stelt een nieuw rapport van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO). De 20% minst betaalde werknemers – zo’n 650 miljoen werknemers wereldwijd – verdienen minder dan één procent van de totale loonmassa, een cijfer dat al 13 jaar zo goed als stabiel blijft.
De wereldwijde ongelijkheid op het gebied van inkomen uit arbeid is afgenomen sinds 2004, maar dit ligt niet aan een vermindering van de ongelijkheid binnen landen. Op nationaal vlak neemt de loonsongelijkheid zelfs toe. Dit valt eerder te verklaren door de toenemende welvaart in grote opkomende economieën, met name China en India. Algemeen beschouwd blijft de loonsongelijkheid alomtegenwoordig.
De Labour Income Share and Distribution dataset bevat gegevens uit 189 landen, verzameld door het Departement Statistiek van de ILO op basis van een grote reeks enquêtes bij arbeidskrachten, die werden geharmoniseerd. Het bestand stelt twee nieuwe indicatoren voor om de grote tendensen die zich voordoen in de wereld van werk op nationaal, regionaal en internationaal niveau, te bestuderen. De eerste indicator levert vergelijkbare gegevens op internationaal niveau over het aandeel van de werknemers in het BBP, op basis van salarissen en verdiensten – in plaats van het kapitaal – een primeur. De tweede indicator analyseert de manier waarop inkomen uit arbeid is verdeeld.
Het rapport stelt vast dat het aandeel in het nationale inkomen dat kan worden toegeschreven aan de werknemers, wereldwijd daalt, van 53,7% in 2004 tot 51,4% in 2017.
Wat betreft de verdeling van het gemiddelde salaris stelt de ILO vast dat het aandeel dat naar de middenklasse gaat (de 60% werknemers in het midden van de verdeling), is afgenomen tussen 2004 en 2017, van 44,8% naar 43%. Tegelijkertijd is het aandeel van de 20% best verdienenden toegenomen, van 51,3% naar 53,5%. In Duitsland, Indonesië, Italië, Pakistan, het VK en de VS is het aandeel van die hoogste lonen in de totale loonmassa met minstens één procentpunt gestegen.
In de Beneluxlanden ziet de ILO echter een toename in het deel van de totale loonmassa dat naar de middenklasse gaat. In België en Luxemburg is deze stijging het sterkst: ze bedraagt tussen 2004 en 2017 3.3 procentpunten. Tijdens deze periode is het aandeel van het arbeidsinkomen dat naar de 10% best verdienende personen in de Beneluxlanden gaat, afgenomen.
“De gegevens tonen dat relatief gezien een stijging van de hoogste salarissen gepaard gaat met verliezen voor alle anderen, de werknemers uit de middenklasse en de minst betaalde werknemers, die hun deel in het inkomen zien dalen,” zei Steven Kapsos, Hoofd van de Eenheid Dataverwerving -en analyse bij de ILO. “Nochtans zien we dat wanneer het aandeel van de lage- en de middeninkomens in de volledige loonmassa stijgt, de verdiensten beter verspreid zijn, ten voordele van alle werknemers, met uitzondering van de hoge salarissen.”
Arme landen hebben een hogere loonsongelijkheid, die de situatie van kwetsbare bevolkingsgroepen nog verergert. Ten zuiden van de Sahara verdienen de 50% minst betaalde werknemers slechts 3,3% van het inkomen uit arbeid, terwijl diezelfde groep in de Europese Unie 22,9% van de totale loonmassa opstrijkt.
Bron: ILO – International Labour Organization