Sinds 2022 dienen werknemers voor korte afwezigheden niet langer een medisch getuigschrift voor te leggen. Die maatregel leidt tot een toename van het absenteïsme en biedt bovendien geen oplossing voor de overbelasting van artsen. Het VBO pleit voor het behoud van de verplichting om vanaf de eerste dag van arbeidsongeschiktheid een medisch getuigschrift te overhandigen zolang er geen structurele hervormingen zijn doorgevoerd om het probleem van de werklast voor artsen op te lossen en de toename van het absenteïsme tegen te gaan.
Sinds eind 2022 moet een werknemer geen medisch getuigschrift meer verstrekken als zijn arbeidsongeschiktheid niet langer duurt dan één dag (of moet de werknemer geen getuigschrift meer verstrekken voor de eerste dag van een langere ziekteperiode). Die mogelijkheid is beperkt tot maximaal drie dagen per jaar.
In ondernemingen met minder dan 50 werknemers behoudt een werkgever het recht om een getuigschrift te vragen voor die ‘korte’ ziekteperiodes. De wet betreffende de arbeidsovereenkomsten voorziet in een (voor de werkgever wankel) evenwicht tussen de rechten en plichten van beide partijen: de werknemer moet zijn arbeidsongeschiktheid onmiddellijk melden, een getuigschrift indienen en, in voorkomend geval, een medisch onderzoek ondergaan. Onder die voorwaarden heeft de werknemer recht op het gewaarborgd loon. Tijdens de COVID-19-periode werd de bovengenoemde wijziging ingevoerd door minister Vandenbroucke, die de administratieve last voor artsen wilde verminderen. Helaas wordt het evenwicht waarin de wet voorziet daardoor verstoord.
Toename van het absenteïsme
De doelstelling om de administratie voor artsen te vereenvoudigen is lovenswaardig en het VBO verdedigt dat principe op alle gebieden van het bedrijfsleven. Wat de arbeidsverhoudingen betreft, resulteerde de afschaffing van het getuigschrift voor korte ziektes echter in een toename van het absenteïsme. Verschillende recente studies bevestigen dat en die correlatie is nu gekwantificeerd voor alle werknemers in de federale overheidssector2 . De afschaffing weerhoudt ondernemingen er ook van om over te gaan tot een medische controle vanaf de eerste dag van arbeidsongeschiktheid (“Waarom moet ik naar de controlearts als ik voor die dag geen medisch getuigschrift meer hoef in te dienen?”).
Bovendien wordt de doelstelling om de administratieve lasten voor artsen te verminderen niet bereikt met die halfbakken maatregel. De overbelasting van de artsen is immers het gevolg van een combinatie van factoren: gebrek aan artsen (numerus clausus), afwezigheid van artsen in bepaalde regio’s (met name in landelijke gebieden), nieuwe medische praktijken die frequentere opleiding vereisen dan voorheen, nog niet optimaal georganiseerde wachtdiensten, aarzeling om gebruik te maken van een secretariaat dat telefoonoproepen ‘filtert’, een overmaat aan aanvragen van patiënten en een toename van het administratieve papierwerk nu eens in verband met verzekeringen, dan weer voor de school of zelfs voor sportieve activiteiten.
Geen afschaffing van het medisch getuigschrift in dit stadium
Het VBO is dus voorstander van twee essentiële hervormingen: er moeten structurele maatregelen worden genomen om de administratieve last voor artsen te verlichten, zoals voor alle ondernemers, en er moet worden nagedacht over een globale en systemische aanpak van ‘ziekte’ in de arbeidsverhouding om de toename van het aantal arbeidsongeschikten van lange, middellange of korte duur tegen te gaan.
Zolang die hervormingen niet zijn doorgevoerd, moet het gezond verstand primeren en moeten we terugkeren naar de vroegere situatie, namelijk de verplichting voor de werknemer om vanaf de eerste ziektedag een medisch getuigschrift te verstrekken.
Bron: VBO