Werknemers uit de middenkaders dreigen het slachtoffer te worden van de verhoging van het wettelijk pensioen en die van het loonplafond. Zij hebben via de werkgever vaak een bijkomend aanvullend pensioenplan in de tweede pijler. Door de aanpassingen zal het opgebouwde kapitaal aanzienlijk lager komen te liggen. De combinatie van eerste en tweede pijler zal voor de groep met een salaris juist boven het loonplafond zelfs zorgen voor een daling van de gecombineerde uitkering, zo waarschuwt HR-adviesverlener Mercer.
De regering heeft een aantal maatregelen genomen om de pensioenen te democratiseren. Naast de verhoging van het minimumpensioen komt er ook een stijging van het loonplafond. Die stijging van het loonplafond, dat wordt gebruikt in de berekening van het wettelijk pensioen, doet het wettelijk pensioen voor personen met een salaris boven dit loonplafond stijgen. Het huidige wettelijke loonplafond is €60,026.75 en stemt overeen met een bruto maandloon van ongeveer €4.500. Voor personen met een salaris onder dit plafond heeft deze aanpassing in wetgeving geen impact op het wettelijk pensioen.
De wetgeving voorziet dat het loonplafond met 20% (incl. indexaanpassingen) zal toenemen tegen 2024. Dit is positief voor het wettelijk pensioen dat men zal verkrijgen na pensionering. Voor personen met een tweede pijler pensioen betekent dit echter veel minder goed nieuws.
Werknemers met een salaris van meer dan €4.500 behoren meestal tot het midden/hoger kader in een onderneming. Dergelijke profielen kunnen meestal genieten van een tweede pijler pensioenplan via hun werkgever. Vaak is dergelijk plan opgezet als een spaarplan waarin jaarlijks een bepaalde premie wordt gestort (het zgn. DC-plan of Defined Contribution plan). De betaalde premie is echter afhankelijk van het salaris en het loonplafond. Het is de som van een percentage van beide componenten (premie = x% van het salaris beperkt tot het loonplafond (S1) + y% van het bedrag erboven(S2)).
Een simpel rekenvoorbeeld toon aan dat de stijging van het loonplafond een grote impact heeft op de premie.
- Salaris = €75.000 (in 2021) => €80.300 (in 2024, stijging met inflatie)
Plafond = €60.000 (in 2021) => €72.000 (in 2024, stijging met 20%) - Formule voor de premieberekening:
3% * S1 + 10% * S2 (dit is een goed voorbeeld van een doorsnee DC-plan)- Premie (oud plafond, in 2021):
3% * €60.000 + 10% * €15.000 = €3.300 - Premie (nieuw plafond, in 2024):
3% * €72.000 + 10% * €8.300 = €2.990
- Premie (oud plafond, in 2021):
Met andere woorden: de premie daalt met 10%.
En dat is niet het enige. Het opgebouwde kapitaal op pensioenleeftijd zal eveneens sterk afnemen: de premies dalen, dus de uitgekeerde interesten dalen – met significante impact over een hele carrière. Voor personen met een salaris juist boven het loonplafond zal de impact het grootst zijn. Zij zien jaar na jaar hun deel van de premie op basis van het deel boven dat loonplafond kleiner wordt en de samengestelde interesten afnemen. Mercer berekende dat voor jonge werknemers met een loopbaan van 40 jaar voor de boeg, het pensioenkapitaal op die manier tot 20% kan afnemen. Voor mensen met een hoger salaris en dus een hoger deel boven het loonplafond, is de impact aanzienlijk kleiner.
“Het resultaat is dat wie een salaris heeft juist boven het loonplafond, wellicht rekening moet houden met een daling van de gecombineerde uitkering van wettelijk pensioen (eerste pijler) en aanvullend pensioen (tweede pijler). Deze maatregel heeft geen impact op mensen uit de lagere inkomensgroepen of op de hoogste inkomens. Het zijn de werknemers uit de middenklasse die hierdoor gestraft worden. Wellicht een onbedoeld, maar wel bijzonder pervers effect van de genomen maatregel, en die in de uitwerking over het hoofd werd gezien,” besluit Franky Stevens van Mercer.
Bron: Mercer