De Vlaamse arbeidsmarkt werd de afgelopen jaren geleidelijk krapper. Ook de volgende jaren kan de spanning door een toenemende vervangingsvraag verder oplopen. Achter de globale Vlaamse arbeidsmarktprestaties gaat echter een grote lokale verscheidenheid schuil. Met behulp van een clusteranalyse op een aantal krapteindicatoren kan Steunpunt Werk de Vlaamse steden en gemeenten opdelen in groepen die in meer of mindere mate worden geconfronteerd met spanning of krapte op de arbeidsmarkt.
Een klassieke maatstaf om de krapte op de arbeidsmarkt uit te drukken is de spanningsratio: het aantal niet- werkende werkzoekenden (nwwz) per openstaande vacature bij VDAB. Sinds enkele jaren daalt deze ratio in Vlaan- deren, en neemt de spanning toe. In 2014 waren er ge-middeld 9,3 nwwz per openstaande vacature, in 2017 nog 5,6. Maar niet overal in Vlaanderen is de krapte even groot. In de provincie West-Vlaanderen is de situatie het meest nijpend, met een spanningsratio van 4,2. De kustprovincie stak de afgelopen jaren Vlaams-Brabant voorbij als meest krappe provinciale arbeidsmarkt. Vlaams -Brabant kende in 2017 een spanningsratio van 5,8. In de provincies Antwerpen en Limburg is de arbeidsmarkt iets minder krap, met gemiddeld 7,7 nwwz per openstaande vacature. Wel is de krapte-indicator in Limburg in nauwelijks drie jaar tijd meer dan gehalveerd (van 16,4 naar 7,7). Dit zowel als gevolg van een sterke daling van het aantal Limburgse werkzoekenden als door een forse toename van het aantal vacatures in de provincie. Limburg sluit daarmee sinds lang opnieuw aan bij de trends in de overige Vlaamse provincies.
Spannende lokale arbeidsmarkten
Ook lokaal vertoont de krapte grote verschillen, afhankelijk van de plaatselijke eigenheden van de arbeidsmarkt. Om de arbeidsmarktkrapte gericht aan te pakken is het dan ook van belang te weten waar ze zich geografisch vooral situeert. Dit trachten we in kaart te brengen aan de hand van een clusteranalyse van de Vlaamse gemeenten, waarbij we een aantal indicatoren in rekening brengen die het kraptevraagstuk in een ruimer perspectief plaatsen.
Een eerste indicator die we in de clusteranalyse opnemen is de reeds aangehaalde spanningsratio. Hoe lager deze ratio, hoe minder nwwz er potentieel per openstaande VDAB-vacature beschikbaar zijn in een bepaalde regio en hoe moeilijker het er voor bedrijven is om geschikt personeel te vinden. Een tweede indicator geeft een aanwijzing van het knelpuntkarakter van de vacatures: het aandeel knelpuntvacatures dat bij VDAB werd afgehandeld ten opzichte van het totaal aantal VDAB-vacatures. Hierbij gaat het om vacatures in een VDAB-knelpuntberoep voor 2017, met een looptijd van meer dan drie maanden. Ten derde nemen we de jobratio op, het aantal jobs per honderd inwoners op arbeidsleeftijd. Deze ratio geeft een indicatie van het (vervulde) jobaanbod in de steden en gemeenten en is dus mee bepalend voor de lokale werkzaamheid en werkloosheid. Tot slot kijken we naar de werkloosheidsgraad (15-64 jaar). Deze geeft, in combinatie met de spannings- en jobratio, een idee van de omvang van de lokale werkloze arbeidsmarktreserve en de mogelijke lokale mismatch tussen vraag en aanbod. De clusteranalyse zelf resulteert in een indeling van de Vlaamse steden en gemeenten in vier clusters.
De eerste cluster groepeert 25 steden en gemeenten waar een ruim jobaanbod samengaat met een uitgesproken krapte. Met een clustergemiddelde van 3,8 nwwz per openstaande vacature ligt de spanningsratio er doorgaans zeer laag. Daartegenover staat een hoge jobratio van gemiddeld 120,5 jobs per honderd inwoners op arbeidsleeftijd. Niettemin ligt ook de werkloosheidsgraad in deze cluster van gemeenten gemiddeld hoger dan in de gemeenten uit de overige clusters, wat wijst op een mismatch tussen de lokale vraag naar arbeidskrachten en het (onaangesproken) aanbod van plaatselijke werkzoekenden.
Een mismatch die zich allicht vaak vertaalt in termen van kwalificaties, waarbij het profiel van de lokale (werkzoekende) bevolking niet of onvoldoende afgestemd is op de jobprofielen en vereiste kwalificaties die nodig zijn om het plaatselijke jobaanbod in te vullen. Een derg lijke mismatch zien we vaak terug in de grotere steden. Vandaar ook de aanwezigheid van heel wat centrumsteden in deze cluster: Brugge, Roeselare, Kortrijk, Gent, Mechelen, Turnhout, Leuven en Hasselt. Roeselare is daarbij de centrumstad met de laagste spanningsratio (2,5), gevolgd door Brugge (3,4).
In West-Vlaanderen zien we verder ook Waregem, Tielt, Ieper of Veurne in deze cluster terugkomen. In de provincie Antwerpen zien we nog gemeenten als Kontich, Zwijndrecht, Puurs of Herentals. In Vlaams-Brabant springen drie gemeenten uit de luchthavenregio eruit: Vilvoorde, Zaventem en Machelen. Vooral de laatste twee combineren een zeer lage spanningsratio met een zeer hoge jobratio. Het zijn dan ook gemeenten die voor de invulling van hun ruime jobaanbod hoofdzake- lijk beroep doen op inkomende pendelaars.
De tweede cluster omvat een honderdtal gemeenten. Zij hebben op de opgenomen indicatoren meestal scores die aanleunen bij het – nog steeds krappe – Vlaams gemiddelde. Zo heeft deze cluster een gemiddelde spanningsratio van 6,0 nwwz per openstaande vacature. Antwerpen is binnen deze cluster veruit de grootste stad. Dat Antwer- pen in deze tweede cluster terechtkomt, heeft vooral te maken met de hogere spanningsratio (9,6) en de lagere jobratio (87,0) in vergelijking met de meeste steden en gemeenten uit de eerste cluster. Hetzelfde geldt voor de vier andere centrumsteden in deze cluster: Aalst, Sint- Niklaas, Genk en Oostende. Deze laatste twee steden springen er samen met Antwerpen wel uit met een rela- tief hoge werkloosheidsgraad (telkens meer dan 12 procent). Ook zien we in deze cluster opnieuw heel wat West-Vlaamse gemeenten terugkomen (zoals in de regio Torhout of rond Kortrijk) evenals gemeenten in het Waasland (Beveren, Lokeren). Verder gaat het onder meer over ge- meenten in de ruime regio rond Antwerpen (Schoten, Brasschaat, Lier), de Kempen (Geel, Mol, Westerlo) of Limburg (Sint-Truiden, Tongeren, Lommel).
De gemeenten uit de derde cluster onderscheiden zich met lage werkloosheidsgraden en een hoog aandeel knelpuntvacatures. Ondanks de relatief lage werkloosheid (clustergemiddelde van 5,0%), ligt de spanningsratio in deze gemeenten gemiddeld vrij hoog, omdat het lokale vacature-aanbod eerder beperkt is. Dit zorgt ervoor dat er gemiddeld 9,1 nwwz zijn per openstaande vacature. Een behoorlijk deel (32,7%) van de aanwezige vacatures blijkt echter moeilijk invulbaar en staat langer dan drie maan- den open. Daarmee hebben de gemeenten in deze cluster doorgaans met voorsprong het grootste aandeel knel- puntvacatures. Op een aantal aangrenzende gemeenten uit de Vlaamse Ardennen na (waaronder Geraardsbergen en Zottegem), liggen de gemeenten in deze cluster vrij sterk verspreid over Vlaanderen. Het gaat overwegend over kleinere gemeenten. Na Geraardsbergen is het Limburgse Houthalen-Helchteren de grootste gemeente in deze cluster.
De vierde en laatste cluster verzamelt de gemeenten met een meer ontspannen lokale arbeidsmarkt. Het clustergemiddelde voor de spanningsratio ligt op bijna veer- tien nwwz per openstaande vacature (13,8) en de vacatures hebben hier duidelijk een minder groot knelpuntkarakter (14,8% knelpuntvacatures). De cluster is met 118 gemeenten de grootste van de vier en omvat vooral kleine en middelgrote gemeenten. In Limburg gaat het onder meer over gemeenten in het Maasland of de grensstreek (Maasmechelen, Maaseik, Lanaken, Bilzen, Neerpelt) en over Beringen, de gemeente met de grootste bevolking op arbeidsleeftijd van de cluster. In Vlaams-Brabant onderscheiden we heel wat gemeenten in de regio rond Leuven (Herent, Rotselaar, Oud-Heverlee). De provincie Antwer-en is in deze cluster vertegenwoordigd met enkele middelgrote gemeenten zoals Heist-op-den-Berg, Brecht of Kapellen. In Oost-Vlaanderen gaat het over grote delen van het Meetjesland (waaronder Maldegem, Zulte) of Zuid-Oost-Vlaanderen (Ninove, Denderleeuw, Erpe-Mere). In West-Vlaanderen tot slot gaat het vooral over enkele kustgemeenten (zoals Blankenberge en Middelkerke).
In deze bijdrage toonden we aan dat achter de globale arbeidsmarktkrapte in Vlaanderen een grote lokale diversiteit schuilgaat. Vooral grote delen van West- Vlaanderen en een aantal centrumsteden worden geconfronteerd met een gespannen lokale arbeidsmarkt. In de grotere steden, waar het ruime job- en vacatureaanbod mee bepalend is voor deze spanning, gaat dit vaak samen met een relatief hoge werkloosheidsgraad. Dit wijst op nog belangrijke mismatches tussen de lokale vraag naar arbeidskrachten en het onaangesproken aanbod van de plaatselijke werkloze bevolking.
Bron : Wouter Vanderbiesen Sarah Vansteenkiste Luc Sels – Steunpunt Werk