Door onze organisaties te beschrijven als kleine wonderwerelden die zijn gebouwd op ambitie en gezelligheid, verliezen we soms een realiteit uit het oog die ons van tijd tot tijd hard achterhaalt… Niet iedereen komt met plezier naar het werk. Voor sommigen is elke ochtend (middag of avond) zelfs een kwelling.
De organisatie van recente workshops met werknemers in een industriële productieomgeving heeft ons aan deze constatering herinnerd, en vooral aan hoe moeilijk het is voor het bedrijf en zijn leidinggevenden om dit te accepteren. Als de teleurstelling eenmaal voorbij is, moeten we weer pragmatisch worden en ons eerlijk twee vragen stellen. De eerste betreft het collectieve evenwicht: hoeveel ontmoedigde medewerkers kan een organisatie aan? En de tweede heeft betrekking op het individuele aspect: is het nog zinvol om te investeren in de persoonlijke ontwikkeling van een gedemotiveerde collega?
Niemand is onmisbaar, iedereen is nodig (reminder)
De berusting en totale onverschilligheid van medewerkers is pijnlijk… De trots van de werkgever wordt geraakt wanneer de ervaring die een werknemer wordt geboden niet naar waarde wordt geschat. Het management doorloopt verschillende stadia, vaak beginnend met onbegrip en vervolgens woede. Met een beetje geluk slagen we er vervolgens in om een ‘realistische’ kijk op onze organisaties te krijgen. Niet iedereen draagt evenveel energie bij. En dat is normaal, ook al roept dat een gevoel van onrechtvaardigheid op.
Vanuit collectief oogpunt volstaat het te begrijpen dat een bedrijf, ongeacht zijn omvang, zich transformeert en presteert met ongeveer een derde van zijn personeelsbestand. Betekent dit dat de andere twee derde niets voorstellen? Natuurlijk niet! We onderschatten vaak de ‘zwijgende massa’ die zorgt voor de dagelijkse en routinematige activiteiten. Deze is absoluut noodzakelijk, maar tegelijkertijd ook gemakkelijk te vervangen. Dat is misschien wreed, maar wel de realiteit.
Het moment waarop alle motivatietheorieën zinloos zijn…
Het gebrek aan interesse voor de professionele wereld en de algemene inertie zijn houdingen die moeilijk te integreren zijn in een ondernemende denkwijze. Je moet het accepteren en dan kijken wat je ermee kunt doen…
Motivatiemiddelen werken niet wanneer een collega niet betrokken is. Sommigen denken nog steeds dat geld, cash, poen de troepen kan mobiliseren. Dat is een vergissing. Als er geen enthousiasme of betrokkenheid is, is het salaris nooit genoeg. Het compenseert niet voor de pijn van de absurditeiten, de zwaarte, de vernederingen die soms worden ondergaan… Het compenseert niet voor de frustratie en wrok die zich in de professionele omgeving (en elders!) hebben opgestapeld.
We vragen ons dan af wat die onzichtbare kracht is die deze werkeloze werknemers helpt om ’s ochtends op te staan (met enkele mislukkingen, dat noemen we absenteïsme…). Het antwoord is eenvoudig: zonder romantisch te worden, heeft het in de eerste plaats te maken met naaste collega’s en het relationele netwerk. En niets anders.
Hybride en meedogenloos
Zullen de recente ontwikkelingen in de hybride arbeidswereld ons in staat stellen om de trend te keren? Let wel, we hebben het hier niet over telewerken, want dat is slechts een klein onderdeel van hybride werken. Het gaat om een arbeidsmarkt waar het combineren van verschillende statuten steeds gebruikelijker wordt, waar teams bestaan uit mensen met zeer uiteenlopende statuten en waar iedereen zelf bepaalt welke arbeidsvoorwaarden hem of haar het beste uitkomen.
We bevinden ons immers op een arbeidsmarkt met een groot tekort aan arbeidskrachten en veel vacatures die momenteel niet worden ingevuld. En de vele mogelijkheden die werknemers worden geboden om hun privé- en beroepsleven beter op elkaar af te stemmen, zouden medewerkers die afhaken moeten overtuigen om weer aan boord te komen en deel te nemen aan het ‘avontuur’…
Helaas is dat niet het geval. Hybride werken is niet de oplossing voor de problemen van desinteresse waarmee we worden geconfronteerd. Integendeel, het kan snel bijdragen aan een verslechtering van de relaties tussen werknemers en werkgevers. In de praktijk ontstaat er zonder passend leiderschap een dubbel fenomeen van vervreemding en toenemende ongelijkheid.
Er is niets verheugends aan al het bovenstaande. Maar dat betekent niet dat we moeten opgeven.
Er zijn collega’s die genetisch gezien totaal niet betrokken zijn, maar dat zijn er maar weinig. Er zijn vooral werknemers aan wie we ‘vriendelijk’ hebben laten weten dat ze beter konden stoppen met nadenken en proberen te begrijpen…
Kunnen we hen terugwinnen? Hoe we deze kwestie ook bekijken – vanuit menselijk, economisch, maatschappelijk oogpunt… – er is geen andere optie dan alles in het werk te stellen om dat te bereiken. Sterkte en eer aan iedereen.
Jean-Paul Erhard