NL | FR | LU
Peoplesphere

Grootste impact van de crisis? Een stijging van 40% van thuiswerkers en een belangrijke daling van de arbeidsduur.

Statbel, het Belgische statistiekbureau, publiceert vandaag de resultaten van de Enquête naar de Arbeidskrachten voor het tweede kwartaal van 2020. Terwijl de Covid-19 pandemie in het eerste kwartaal van 2020 nog niet voor grote wijzigingen in de arbeidsmarktindicatoren zorgde, is dit wel het geval in het tweede kwartaal. De werkgelegenheidsgraad daalt maar tegelijk neemt ook de IAB-werkloosheidsgraad verder af. De grootste impact van de crisis zien we in de arbeidsduur. In het tweede kwartaal van 2020 bedraagt het gemiddeld aantal effectief gewerkte uren 27,3 uur per week tegenover een gemiddelde van 33 uur een jaar eerder.

Deze IAB-werkloosheidsgraad wordt opgesteld volgens de definities van het Internationaal Arbeidsbureau waardoor een vergelijkbaarheid van de resultaten op internationaal niveau wordt gewaarborgd. IAB-werklozen zijn alle personen die geen werk hebben, actief op zoek zijn naar werk én beschikbaar zijn om binnen de twee weken te beginnen werken. In tegenstelling tot de administratieve werkloosheidscijfers die in stijgende lijn gaan, daalt de IAB-werkloosheidsgraad in het tweede kwartaal van 2020 omwille van het feit dat een deel van de werklozen niet meer op zoek gaat naar werk of niet meer beschikbaar is om binnen de twee weken te beginnen werken, bijvoorbeeld omdat ze voor de kinderen moeten zorgen[2]. Zij verschuiven dan van de IAB-werkloosheid naar de inactiviteit maar blijven kenmerken vertonen die heel nauw aansluiten bij de IAB-werkloosheid . Merk op dat tijdelijk werklozen niet in de IAB-werkloosheidscijfers maar wel in de werkgelegenheidscijfers vervat zitten. Ze zijn immers tijdelijk afwezig van het werk, net zoals bijvoorbeeld zieken of werkenden die in vakantie zijn.

We zien ook een belangrijke impact op de mate waarin werkenden aan thuiswerk doen. In het tweede kwartaal van 2020 werkt 35,9% van de werkenden soms, regelmatig of altijd van thuis uit, wat een stijging vormt van 40% in vergelijking met hetzelfde kwartaal van vorig jaar.

Gevraagd naar een vergelijking met de situatie van voor de Covid-19 crisis, geeft een grote groep thuiswerkers aan dat zij pas voor het eerst aan thuiswerk zijn beginnen doen naar aanleiding van de Covid-19 crisis (41,1% van de thuiswerkers). Een nog net iets grotere groep, namelijk 44,2% van de thuiswerkers, geeft aan dat ze nu beduidend meer aan thuiswerk doen dan voor de Covid-19 crisis. Voor slechts een minderheid van 14,7% had de crisis geen impact op de mate waarin men aan thuiswerk doet.

Tussen het vierde kwartaal van 2019 en het eerste kwartaal van 2020 merkten we weinig evolutie in de werkgelegenheidsgraad. België ging op 18 maart in lockdown, dit is dus pas op het einde van het eerste kwartaal en de tijdelijke werkloosheid die vele werknemers trof als gevolg ervan had enkel een sterke invloed op de gewerkte uren maar niet op de werkgelegenheid in aantallen personen. Tijdelijk werklozen zijn immers tijdelijk afwezig van het werk maar blijven tot de werkgelegenheid gerekend. Tussen het eerste en tweede kwartaal van 2020 daalt de werkgelegenheidsgraad van 70,4% naar 69,6%. Ook in vergelijking met het tweede kwartaal van 2019 noteren we een sterke afname van de werkgelegenheidsgraad. Toen was 71% van de 20-64-jarigen aan het werk.

De daling tussen het eerste en tweede kwartaal van 2020 is sterker bij mannen dan bij vrouwen. De werkgelegenheidsgraad neemt vooral sterk af in de jongste leeftijdsgroepen. Bij de 55-64-jarigen groeit het percentage werkenden nog. De werkgelegenheidsgraad daalt het sterkst in Brussel, gevolgd door Vlaanderen en Wallonië. In Brussel, Vlaanderen en Wallonië is in het tweede kwartaal van 2020 respectievelijk 61,1%, 74,3% en 64,0% van de 20-64-jarigen aan het werk.

Percentage tijdelijk werk loontrekkenden valt terug

Tijdelijke jobs worden in het begin van deze crisisperiode vaker getroffen dan vaste jobs. De werkgelegenheidsdaling in het tweede kwartaal van 2020 vertaalt zich in een vrij sterke afname van het percentage tijdelijk werk bij loontrekkenden, van 10,5% in het eerste kwartaal van 2020 naar 9,8% in het tweede kwartaal van 2020. In het tweede kwartaal van 2019 werkte 10,8% van de loontrekkenden met een tijdelijk contract.

De daling van de werkgelegenheidsgraad in het tweede kwartaal van 2020 zet zich niet om in een toename van de IAB-werkloosheidsgraad. De werkloosheidsgraad van 15- tot en met 64-jarigen volgens de definities van het Internationaal Arbeidsbureau (zie tab “Documentatie”) bedraagt in het tweede kwartaal van 2020 4,9% ten opzichte van 5,1% in het eerste kwartaal van 2020. In het tweede kwartaal van 2019 was 5,4% van de beroepsbevolking werkloos. Er is wel een sterke toename van de werkloosheidsgraad van 15-24-jarigen maar vooral bij de 25-49-jarigen en in mindere mate de 50-plussers noteren we een afname van de werkloosheidsgraad. Tussen het eerste en tweede kwartaal van 2020 daalt de werkloosheidsgraad sterk in Brussel en Wallonië en noteren we een lichte toename in Vlaanderen. In Brussel, Vlaanderen en Wallonië bedraagt de werkloosheidsgraad in het tweede kwartaal van 2020 respectievelijk 10,5%, 3,2% en 6,6%.

Verschuiving van IAB-werkloosheid naar inactiviteit

Statbel berekent de werkloosheidsgraad volgens de definitie van het Internationaal Arbeidsbureau (IAB) en die verschilt van de administratieve werkloosheidsconcepten waardoor de IAB-werkloosheid anders kan evolueren dan de administratieve werkloosheidscijfers, hetgeen in het tweede kwartaal van 2020 het geval is. Om als IAB-werkloze beschouwd te worden moet aan drie criteria tegelijk voldaan zijn:

  • je hebt geen job
  • je bent actief op zoek naar werk
  • je bent beschikbaar om te beginnen werken binnen de twee weken.

Dat de werkloosheidsgraad nog daalt in het tweede kwartaal kan te maken hebben met het feit dat een deel van de IAB-werklozen inactief geworden zijn, omdat ze niet meer actief naar werk zochten, of niet meer beschikbaar waren, bijvoorbeeld omdat ze voor hun kinderen moesten zorgen. Personen die geen job hebben, actief op zoek zijn naar werk maar niet beschikbaar zijn om binnen de twee weken te beginnen werken worden immers bij de inactieven gerekend en niet bij de IAB-werklozen. Hetzelfde geldt voor de personen zonder job die wel beschikbaar zijn om binnen de twee weken te beginnen werken maar niet actief op zoek zijn naar werk.

Het aantal personen in deze twee groepen inactieven die kenmerken hebben die nauw aanleunen bij de IAB-werklozen stijgt sterk in het tweede kwartaal van 2020 waardoor we een verschuiving waarnemen van IAB-werkloosheid naar inactiviteit. Vooral het aantal inactieven dat beschikbaar is om te beginnen werken maar niet actief naar werk zoekt, neemt fors toe: van 107.000 in het eerste kwartaal naar 168.000 personen in het tweede kwartaal van 2020. De groep inactieven dat actief naar werk zoekt maar niet beschikbaar is groeit aan met 7.000 eenheden tot 85.000 personen. Voorlopige cijfers voor de maand juli kondigen echter een ommekeer aan: in de maand juli zien we voor het eerst sinds de start van de Covid-19 crisis een sterke toename van de IAB-werkloosheid die gepaard gaat met een daling van het aantal inactieven.

Crisis heeft sterke impact op de gewerkte uren

De Covid-19 crisis heeft een sterke impact op de arbeidsduur. In het tweede kwartaal van 2020 gaf gemiddeld 34,2% van de werkende personen aan minder dan gewoonlijk of helemaal niet gewerkt te hebben tijdens de referentieweek waarover ze bevraagd werden. Op het hoogtepunt van de crisis, in april, ging het om 44% van de werkenden. In het eerste kwartaal van 2020 had 18,9% van de werkenden minder dan gewoonlijk of niet gewerkt. In het tweede kwartaal van 2019 ging het om 16,8%.

Dit vertaalt zich in een sterke daling van het gemiddeld aantal gewerkte uren per week. In het tweede kwartaal van 2020 presteerden werkenden gemiddeld 27,3 uur per week. Dat gemiddelde ligt lager dan het eerste kwartaal van 2020, waar de gemiddelde arbeidsduur 31,2 u per week bedroeg. Het ligt ook een stuk lager dan in het tweede kwartaal van 2019, toen gemiddeld 33u per week gewerkt werd.

Bijna 36% van de werkenden werkt thuis

Sinds de lockdown werd aangeraden om zoveel mogelijk van thuis uit te werken. Een eerste effect hiervan zagen we al in de cijfers van het eerste kwartaal van 2020, dat het gemiddelde niveau weergeeft voor de maanden januari, februari en maart 2020. De sterke stijging die zich vermoedelijk vanaf midden maart voordeed in het thuiswerk duwde het niveau van het kwartaalcijfer voor T1 al wat naar omhoog. In vergelijking met hetzelfde kwartaal van 2019 steeg het percentage werkenden dat soms of gewoonlijk thuiswerkt al met 11,2% (van 25,5% naar 28,3%). In het daaropvolgende kwartaal (T2 2020) evolueerde het cijfer tot 35,9%, wat een stijging betekent van 40,3% ten opzichte van hetzelfde kwartaal in 2019.

Niet alleen het percentage thuiswerkers blijkt sterk gestegen, ook de frequentie waarmee men aan thuiswerk doet gaat in het tweede kwartaal 2020 sterk naar omhoog. De meerderheid van de thuiswerkers doet dat doorgaans voor minder dan de helft van de werkdagen, zoals blijkt uit onderstaande grafiek. In het tweede kwartaal van 2019 bijvoorbeeld werkte 17,4% voor minder dan de helft van de werkdagen thuis; 3,2% voor meer dan 50% van de werkdagen (maar niet altijd) en 4,9% werkte altijd thuis. In het tweede kwartaal van 2020 zien we het percentage dat altijd thuiswerkt echter bijna verdrievoudigen ten opzichte van het tweede kwartaal van 2019: van 4,9% naar 12,8%. Ook de groep die meer dan 50% van de werkdagen thuiswerkt (maar niet altijd) verdrievoudigt: van 3,2% in het tweede kwartaal van 2019 naar 9,7% in het tweede kwartaal van 2020. Tegelijk zien we een daling bij de groep die minder dan 50% van de werkdagen thuiswerkt. Deze evolueerde tussen het tweede kwartaal van 2019 en hetzelfde kwartaal van 2020 van 17,4% naar 13,4%.

Om de effecten van de Covid-19 crisis beter te kunnen monitoren werden in de loop van het tweede kwartaal van 2020 een aantal vragen toegevoegd aan de Enquête naar de Arbeidskrachten. Eén daarvan peilde specifiek naar de evolutie in het thuiswerken sinds de uitbraak van de Covid-19 pandemie. Aan alle personen die in de enquête antwoordden dat ze gedurende de referentiemaand thuisgewerkt hadden werd gevraagd aan te geven welk van de onderstaande categorieën het beste hun situatie weergaf:
– Tijdens deze coronacrisis doe ik voor het eerst aan thuiswerk.
– Ik werkte vroeger al thuis maar doe dat nu meer omwille van de coronacrisis.
– De coronacrisis heeft geen invloed op de mate waarin ik aan thuiswerk doe

Daaruit blijkt nu dat van de 35,9% van de thuiswerkers in het tweede kwartaal van 2020, zo’n 40% dit voor het eerst doet omwille van de Covid-19 crisis. Deze stijging stemt dan ook ongeveer overeen met de hierboven aangehaalde evolutie van het percentage thuiswerkers tussen het tweede kwartaal 2019 en hetzelfde kwartaal 2020. Voor de grootste groep van thuiswerkers in het tweede kwartaal van 2020, namelijk 44,2%, was thuiswerk op zich niet nieuw, maar zorgde de Covid-19 crisis er wel voor dat men beduidend meer aan thuiswerk ging doen. Een kleine minderheid, namelijk 14,7% van de populatie thuiswerkers, gaf aan dat de Covid-19 crisis niet voor een verandering gezorgd had in de thuiswerkfrequentie.

Terwijl we globaal genomen dus een sterke evolutie zien van het percentage van de werkende bevolking dat soms of gewoonlijk thuiswerkt, zien we grote verschillen naargelang het type beroep en de sector van deze thuiswerkers.

Zo zien we dat het percentage thuiswerk bij de zelfstandigen nagenoeg stabiel blijft. Tussen het tweede kwartaal van 2019 en dat van 2020 zien we quasi geen evolutie. Het cijfer was reeds hoog, met 60,3% thuiswerkers in het tweede kwartaal van 2019 en het blijft ongeveer even hoog in het tweede kwartaal van 2020. Dit betekent dat de volledige stijging van het algemene percentage thuiswerk zich bij de loontrekkenden situeert. We zien inderdaad dat dit cijfer tussen het tweede kwartaal van 2019 en het tweede kwartaal van 2020 gestegen is met maar liefst 63%. Bijna een derde van alle loontrekkenden (31,2%) deed tijdens het 2de kwartaal van 2020 aan thuiswerk, ten opzichte van slechts 19,2% een jaar eerder.

Binnen de groep van loontrekkenden kunnen we verder nog het onderscheid maken tussen zij die als ambtenaar werken in de publieke sector en zij die in de privé sector werken. Ook daar zien we een aantal opmerkelijke verschillen, zowel in het niveau van thuiswerk als in de evolutie. Bij de ambtenaren lag het aandeel thuiswerkers al vrij hoog met iets meer dan een derde van alle ambtenaren in het tweede kwartaal van 2019. Een jaar later is dit cijfer gestegen met 54% tot iets meer dan de helft van alle ambtenaren. Bij de loontrekkenden, waar het cijfer in het tweede kwartaal van 2019 14,9% bedroeg, steeg het percentage met 60% tot 23,9%.

Bron : Statbel – Resultaten enquête naar arbeidskrachten België

 

This website is brought to you by Quasargaming.com's online Fruitautomaten games such as Speelautomaten and Gokautomaten.