COVID-19 is niet alleen een ziekte die niet iedereen op dezelfde manier treft, maar het virus dreigt ook de economische ongelijkheid te doen toenemen. En dat kan op termijn ook de Europese cohesie in gevaar brengen. Eén jaar na de eerste lockdownmaatregelen is het risico op een grotere ongelijkheid in verschillende vormen aanwezig op de Europese arbeidsmarkt. Sommige sectoren en werknemersgroepen worden in dit verband harder geraakt dan andere. België is echter niet de markt die het meeste risico loopt.
Dat zijn de voornaamste conclusies van de nieuwste studie van het economisch departement van ING, waarin de verschillende kenmerken en evolutie van de arbeidsmarkt in de Europese landen geanalyseerd werden.
De steunmaatregelen van de overheid hebben de werkloosheid en de werkgelegenheid relatief stabiel gehouden. Toch zijn er grote verschillen tussen de landen van de eurozone in het aantal gewerkte uren.
“In het tweede kwartaal van 2020 kelderde het aantal gepresteerde uren in de eurozone met 17% in vergelijking met hetzelfde kwartaal in 2019, terwijl de daling van de werkgelegenheid nochtans beperkt bleef tot ongeveer 2%. Ten opzichte van het niveau van vóór de crisis (eind 2019) bedraagt deze daling 7,5% in Nederland, en maar liefst 26% in Griekenland. Met een krimp van 15% bevindt België zich in de buurt van het Europese gemiddelde. Een belangrijke kanttekening is dat in ons land vooral de jongeren getroffen werden door de daling van de tewerkstelling in het begin van de coronacrisis” verklaart Julien Manceaux, senior econoom ING België die de studie heeft uitgevoerd.
Het is geen geheim dat de economische impact sterk geconcentreerd was in sectoren waarvan de vraag afhangt van mobiliteit of menselijk contact. Het gaat hierbij om de volgende sectoren: productie van auto’s en transportmaterieel, groot- en kleinhandel, hotels, restaurants en luchtvaartmaatschappijen, vastgoeddiensten, kunst en cultuur. De daling van het aantal gewerkte uren vond vooral plaats in landen die sterk gespecialiseerd zijn (in percentage van hun totale bruto toegevoegde waarde) in deze sectoren, die bijzonder kwetsbaar zijn voor de lockdownmaatregelen. Deze sectoren zijn goed voor maar liefst 40% van de bruto toevoegde waarde in Griekenland, in vergelijking met minder dan 25% in Ierland. Aangezien België iets minder “gespecialiseerd” is in deze activiteiten (29,5% van de toegevoegde waarde) dan het Europese gemiddelde (34%), was de totale economische schok dan ook minder groot dan in andere landen.
De bovenstaande sectoren bepalen in hoeverre landen kwetsbaar zijn voor een groeiende ongelijkheid, want ze vertonen enkele kenmerken die al deze landen gemeen hebben: ze maken namelijk intensief gebruik van niet-standaardcontracten (tijdelijke contracten of zelfstandigen, met veelal jongere en laagopgeleide werknemers) en van slecht betaalde jobs.
De eerste categorie is goed voor 30,5% van de tewerkstelling in de sectoren die kwetsbaar zijn voor de lockdownmaatregelen in de eurozone, de tweede categorie is goed voor 23%. Ook hier bevindt België zich in de buurt van het gemiddelde met 29% van de werknemers in kwetsbare sectoren met een niet-standaardcontract en 19% met een laag loon. Deze twee cijfers zijn echter beduidend hoger dan het Belgisch gemiddelde, waarin alle sectoren meegerekend zijn.
Ongelijkheid in kaart brengen
De studie brengt voor elk land de risico’s in kaart dat de ongelijkheid toeneemt vanwege de pandemie, en dit aan de hand van twee aspecten: het aandeel in de totale werkgelegenheid van de niet-standaardcontracten in sectoren die kwetsbaar zijn voor COVID-19 en van de slecht betaalde banen in diezelfde sectoren. De oorzaken van deze kwetsbaarheid variëren van land tot land (bijvoorbeeld vooral werknemers met lage lonen in Duitsland en Ierland, vooral niet-standaardcontracten in Portugal en Spanje). En net als Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk maakt België deel uit van de landen die een laag risico inhouden, want het aantal kwetsbare werknemers is er verhoudingsgewijs minder groot dan in andere landen.
Herstel nog niet voor meteen in meest kwetsbare sectoren
De recentste gegevens wijzen er niettemin op dat de kwetsbare sectoren in het vierde kwartaal van 2020 in de meeste landen nog ver verwijderd waren van een herstel, wat sterk contrasteert met de opleving die we in de rest van de economie zagen. Ook in België was het bbp van de kwetsbare sectoren in het vierde kwartaal nog altijd 5,5% lager dan voor de pandemie, terwijl de achterstand van de economie als geheel slechts 2,4% bedroeg. Dit vergroot de risico’s op het gebied van ongelijkheid, want deze sectoren maken in grote mate gebruik van kwetsbaardere vormen van tewerkstelling.
“Vermits de vaccinatiecampagnes traag op gang komen in Europa, weten we bovendien dat het tijd zal kosten vooraleer de lockdownmaatregelen helemaal zullen verdwijnen, waardoor de crisis voor deze sectoren langer zal duren dan voor de andere. In de landen waar de nodige maatregelen genomen werden, is het risico op een sterke stijging van de ongelijkheid beperkt. De getroffen maatregelen in het begin van de pandemie die voorzien waren voor een relatief korte periode, volstaan echter niet voor werknemers in sectoren waar de crisis intussen al anderhalf jaar aanhoudt. Om te vermijden dat deze laatste in de armoede belanden, zijn er specifieke en gerichte maatregelen nodig in het kader van de toekomstige relanceplannen, met name om de arbeidsmarkt weer op gang te trekken” aldus Julien Manceaux, senior econoom ING België.